Gerrit Brand |
Als ik dit schrijf lopen er gelijktijdig twee exposities in Nederland, die veel van elkaar weghebben. Beide betreffen overzichtstentoonstellingen van het werk van grote kunstenaars uit de tweede helft van de vorige eeuw (dat David Bowie nog leeft en nog steeds produceert laten we even voor wat het is; het hoogtepunt van zijn carrière ligt duidelijk in de zeventiger Jaren van de twintigste eeuw), beide zijn eerder te zien geweest in andere (wereld)steden en beide geven inzicht in leven en werk van wat ik zou willen noemen bourgeoiskunstenaars. En dat laatste is niet denigrerend bedoeld, ook niet ironisch maar juist waarderend.
Wat Antonioni betreft zullen de meeste mensen het wel met me eens zijn dat hij een bourgeoiskunstenaar is. Hij heeft immers zelf altijd gezegd dat hij uit de gegoede burgerij van Ferrara stamt. En wat belangrijker is, Antonioni beschouwde zichzelf in de jaren vijftig als de opvolger van de vorige generatie Italiaanse filmmakers, die op hun beurt het (linkse) neorealisme vertegenwoordigden. Met name Rossellini, Visconti en De Sica waren de regisseurs voor hem en zij beschouwden zichzelf als linkse, socialistische zo niet communistische filmmakers.
David Bowie is wellicht wat moeilijker te duiden als bourgeoiskunstenaar omdat mensen er bijna allemaal van uit gaan dat een rockster van nature anti-establishment is, anti-burgerlijk ook. De term bourgeois zal dus ook wel niet op hem van toepassing zijn. Bourgeois wordt vaak uitgelegd als kleinburgerlijk. Ik zou bourgeois echter willen uitleggen in kapitalistische termen zoals Roland Barthes de woorden bourgeois en petit-bourgeois hanteerde in zijn filosofische geschriften, met name in Mythologies uit 1957. Dat boekje gaat over mythevorming. Bij mythevorming gaat het om de connotatie van een bepaalde zaak. Zo is een Citroën DS in eerste instantie een auto (de denotatie) maar diezelfde DS kan als iets goddelijks gezien worden, en heeft zo veel meer betekenissen dan puur het zijn van het vervoersmiddel auto. Daar begint de mythevorming rondom de DS. Mythevorming vindt volgens Barthes veelvuldig plaats in onze kapitalistische maatschappij. Objecten, maar ook allerlei andere culturele uitingen hebben verborgen betekenissen, die vaak als natuurlijk worden beschouwd in onze kapitalistische wereld. De vraag is echter, of ze wel zo natuurlijk en vanzelfsprekend zijn. Zijn ze niet veeleer cultureel en historisch bepaald en later omarmd door de bourgeoisie? Zo is het nu eenmaal, dit is onze manier van leven, denkt de burger. Barthes heeft tijdens zijn leven getracht allerlei mythevorming door te prikken en bekritiseerde zo de bourgeoisie. Vergeet niet dat de jaren vijftig en zestig, en begin jaren zeventig ook nog wel, het tijdperk was waarin het communisme en socialisme erg populair waren en omarmd werden door belangrijke filosofen en schrijvers onder leiding van mensen als Jean-Paul Sartre. Om even in Frankrijk te blijven, Juliette Gréco zei eens: Wie na de Tweede Wereldoorlog niet communist was, was verdacht. Je kon niet aan iets anders denken dan aan edelmoedigheid, utopie, liefde.
Wat Gréco zegt gold ook voor de meeste Nederlandse intellectuelen en zeker voor jonge mensen. Wie niet links was had geen hart. Bovendien ging je door voor links te kiezen in tegen de gevestigde orde c.q. je ouders en dat past bij de jeugd.
Zo redenerend zou je dus kunnen stellen dat Bowie waarschijnlijk ook wel links geweest zal zijn. Opstandige jeugd, tegen het establishment ingaan, drugs gebruiken etc. Toch was David Bowie zeer zeker een bourgeois. Zoals wij in de jaren zeventig diep in ons hart vrijwel allemaal helemaal geen socialist en al zeker geen communist of maoïst waren. Daar waren we allemaal veel te creatief voor. Roland Barthes maakt in zijn boek Mythologies duidelijk dat het creëren van mythen iets is voor rechts. Mythevorming vindt voortdurend plaats op allerlei niveaus en bij allerlei zaken, in de literatuur, de juridische wereld, de wereld van huishoudelijke spullen, in de wereld van het entertainment zoals film en theater, en ga zo maar door. Mensen willen vrij zijn en een leuk leven hebben om het maar eens plat te zeggen. Creativiteit kan alleen hoogtij vieren in een maatschappij waarin mensen tevreden zijn en een redelijk goed leven leiden. Om in termen van Barthes te spreken. Je hebt links en rechts, socialisme versus kapitalisme, de onderdrukte tegenover de onderdrukker. Wie onderdrukt wordt heeft geen tijd voor mythevorming, voor het zien van de connotatieve kant van de zaak. Hij of zij beperkt zich tot de denotatie, een auto is een auto, een vervoermiddel en that’s it. Dromen zijn bedrog. ‘De onderdrukte heeft slechts één taal, aldus Barthes, die van zijn emancipatie. ‘De onderdrukker is alles, zijn taal is rijk, veelvormig, soepel, beschikt over alle mogelijke graden van waardigheid: hij heeft een exclusief recht op metataal.’ Overigens betekent deze analyse van Roland Barthes niet dat de Franse filosoof het kapitalisme verdedigde Wat hij in zijn geschriften trachtte te doen is de mythevorming bloot te leggen. Hij levert juist kritiek. Is die DS wel zo’n geweldige droomauto? Is het niet realistischer hem gewoon als vervoermiddel te beschouwen? Hoe dan ook, zowel Antonioni als Bowie zijn kunstenaars die ons doen dromen. Die mythen gecreëerd hebben. Beiden op hun eigen manier. Michelangelo Antonioni als filmmaker. Hij schiep mooie beelden vol symboliek en legde op zijn manier de menselijke psyche bloot. Zijn films zijn geen politieke statements maar esthetische, psychologische werken waar voor iemand die daar gevoelig voor is veel in valt te ontdekken. Zijn films waren redelijk plotloos. Het ging Antonioni niet om het verhaaltje, maar om de menselijke interactie. In EYE zijn veel filmfragmenten te zien en heel veel persoonlijke documenten van de meester, die een geweldig beeld geven van het artistieke leven van deze grote kunstenaar. In het Groninger Museum zijn op vrijwel dezelfde manier ook heel veel documenten van David Bowie te zien, die al van jongs af aan alles van en over zichzelf bewaard heeft. Er zijn veel foto’s en muziekfragmenten te zien en te horen die aantonen wat voor een groot kunstenaar David Bowie was en nog steeds is. Zoals ik schreef zat er in Antonioni’s films nauwelijks een plot. Het grappige is dat er goed beschouwd in Bowie’s teksten voor zijn muziek ook nauwelijks een lijn te ontdekken valt. Niet zo vreemd want hij hanteerde veelal de cut-up techniek. Knip een tekst in stukjes, hussel ze door elkaar en maak er weer een nieuwe tekst van. Zo kwamen veel van Bowie’s songs tot stand, las ik ergens op de tentoonstelling in Groningen. Eindelijk begreep ik waarom ik Bowie’s songs altijd zo weird had gevonden, dat je nét niet begreep waar het nou eigenlijk over ging, een beetje surrealistisch. Net als de films van Antonioni. Wie de tentoonstellingen nog niet gezien heeft, kan nog tot 17 januari 2016 in filmmuseum EYE in Amsterdam terecht en tot 13 maart 2016 in het Groninger Museum.
2 Comments
|
AuteurGerrit Brand, neerlandicus, woonachtig in Groningen, schrijver, piloot, ondernemer, zes romans gepubliceerd, Tolvlucht, Omnia Uitgevers, 2007. Bij uitgeverij Nobelman: Een heel nieuw leven, 2011; De wegen van Valentina, 2014; De Amerikaan, 2019; Le Mans, 2021; Cinemascope, 2023. Archives
January 2025
Het lage podium staat vol met apparatuur. 't Is 2010 maar het ziet eruit als 1968. Microfoonstandaards, snoeren, een Rolandorgel, een uitgebreid drumstel samengesteld uit transparante trommels, van de achteren af doorlicht. Blauwe en gele spots. Een blonde Fries staat bij het podium. 'Ken je de band nog van vroeger?' vraag ik. 'Ik heb de elpee,' luidt het antwoord, ' 't is een cultband, hè? Dat ze nog bestaan!' 'Volgens mij zijn ze jarenlang uit de running geweest (Ik heb me gedocumenteerd op internet alvorens naar Drachten (of all places) af te reizen), alleen de bassist is nog over van de originele bezetting.' De zaal is slechts gevuld met een handjevol mensen. Ik ben niet de jongste, maar ook zeker niet de oudste. Veel grijs, spijkerbroeken, slierterig lang haar. Een mooie zaal, ideaal voor rockconcerten, met een prachtige bar. Authentieke barkeepers, gouden oorringen en tatoeages, petjes, Harley Davidson op de borst. Plastic bekertjes (vroeger had je nog echte glazen, stond je tijdens een rockconcert vaak in de glasscherven, moest je schoenen aantrekken met stevige zolen), mijn god, je moet betalen met muntjes. Stop een tientje in een automaat en er rollen zes plastic muntjes uit. Een bier is één muntje, hoeveel kost dan één biertje? Ik bied de Fries ook maar een pilsje aan en vraag hem hoe oud hij is. Achtenvijftig, ik had hem jonger geschat. Hij heeft iets jongensachtigs, is dat rock 'n roll? Hij vertelt dat hij vaak, overal en nergens, in de provincie naar rockconcerten gaat. De oude namen, Ten Years After, Focus en nu Iron Butterfly, als feniksen uit de as herrezen zijn ze er om de zoveel jaar weer, back on stage, als jonge goden. Eindelijk komt de band op. Links het orgel, Boris Karloff (met lang haar) bespeelt hem, de drummer heeft bij Wishbone Ash gespeeld, rechtst de gitarist, afkomstig uit Seattle, en in het midden, vóór op het podium op een barkruk geleund, stram in de dunne benen, moeizaam bewegend, de benige vingers omwikkeld met leukoplast, bassist Lee Dorman. Petje, bril. Er wordt meteen ingezet en het geluid is overweldigend. In de sixties heette het psychedelische rock, ik zou het hardrock willen noemen. Enkele nummers, lang uitgesponnen, gierende gitaar, meeslepend orgel, hakkende drummer, drijvende bas. Mummelende Dorman, onverstaanbaar. Wat zegt-ie, wat zegt-ie? Schouderophalen, gelach. Vingers omhoog, geweldig. De jaren vallen van de schouders. Wat heb ik de afgelopen veertig jaar gedaan, meegemaakt? Vergeet het, we zijn weer terug bij het begin. Een mens verandert niet, je karakter ligt vast. Dorman mompelt iets van Harley Davidson en begint te zingen, Easy Rider. Pegs of people line the street / A ball and chain around their feet / Waitin' for a weekend treat / But Easy Rider's got 'em all beat 'cause / Easy rider, he's a glider / (Easy) Freedom, every day... Hier komen we voor. Nog een paar nummers, hetzelfde recept, jankende gitaar, dreunende orgeltonen, primair drumwerk, een heftig plukkende bassist die het ritme voortdurend opjaagt. Dan is het zover en wordt In-a-gadda-da-vida ingezet. Eerst het orgel, dan de gitaar die de lucht lijkt te willen verscheuren. Twee blonde meiden dringen zich naar voren. Toch nog twee groupies voor opa, maar hij ziet ze niet, hoeft ze ook niet, zou niet meer weten wat-ie met ze aanmoest. Als de drummer zijn minutenlang durende solo inzet, haalt Dorman moeizaam (geholpen door een roadie) zijn instrument van zijn schouder om zich stijf naar de zijkant van het podium te bewegen. Daar drinkt hij een pilsje, net als wij uit een plastic glaasje. De tijd van drugs is voorbij, het is nu zaak om overeind te blijven, nog zo lang mogelijk te blijven ademen. Prachtig die drumsolo, hij duurt en hij duurt maar. Steeds weer nieuwe variaties, holle klanken, felle klanken, blikkerige, dreunende. Je vraagt je af waarom ze daar in de jaren zeventig nu ineens zo'n hekel aan kregen. Als we terugrijden zijn we het erover eens, dit was een bevredigend concert, ruw, ongepolijst, met de dood op de hielen gespeeld, maar zonder concessies. Rock 'n roll gaat een leven lang mee. Archives
January 2025
Categories |
official website [Copyright © Gerrit Brand 2010-2024]
All rights reserved GerritBrand.nl Website is NOT responsible for any external link on the website Powered by: Uitgeverij Nobelman |
Contact
Uitgeverij Nobelman Emdenweg 3 9723 TA Groningen The Netherlands Tel: + 31 (0) 6 50831893 e-mail : [email protected] |