• Home
  • Nieuws
  • Boeken
  • Vertalingen
  • Pers
  • Blog
  • Beeld
  • Links
  • Bio & Contact
  Gerrit Brand


Sam Shepard,
Het belang van het bedrijf

(vertaling uit het Engels: Gerrit Brand)

Ik bedoel, hij zegt tegen me: “Drie keer iemand die wegrijdt en je bent verleden tijd.” Noling. Dat is wat hij tegen me zegt de eerste dag op het werk. Drie. Wat word ik verondersteld te doen? Ik ben een vrouw alleen hier buiten. Ik ben twee mijl van de Interstate en een goeie tien van de stad. Wat verwacht hij? Ik zie een auto aankomen. Vier uur in de ochtend. Auto ziet er wat mij betreft cool uit. Indiana nummerplaten. Nogal netjes. Blanke vent en zijn gezin. Ziet er in ieder geval uit als zijn gezin. Een vrouw en twee kleintjes. Hoe moet ik dat weten? Misschien heeft-ie die hele troep wel ontvoerd. Ik ga verder en geef de auto toestemming via de luidspreker. Ik ben helemaal alleen. Ik probeer mijn stem belangrijk te laten klinken. Als een kerel of zo. Diep. Je weet wel, alsof er meer zijn dan ik alleen. Alsof ik gesteund wordt door een hele bende gevaarlijke truckers hierbinnen. Ik zit toe te kijken vanuit het betalingsloket. Ik zie die vent zo duidelijk als bij daglicht. Hij blijft maar recht naar de pomp staren, toekijkend hoe de cijfers voorbijrollen. Hij kijkt geen moment terug naar mij. Geen moment. Geen reden voor achterdocht, nietwaar? Zijn vrouw zit met een van de kinderen op haar knie te wippen; te rommelen met een of andere domme veer of zo; het kind in het gezicht te tikken. De baby giechelt. Dat kan ik zien. Ik heb duidelijk zicht vanaf hier. Ik kan elke pomp op de plek zien. Hij is de enige auto daarbuiten. Die vent wast zelfs zijn verdomde voorruit. Heel zorgvuldig ook nog; maakt tussen de halen door de wisser schoon met een papieren handdoekje; ervoor zorgend dat er geen druipers ontstaan. Echt heel zorgvuldig. Kijkt echter nooit om naar mij. Geen enkele keer. Nu is het zo, weet je, dat iemand die van plan is ervandoor te gaan je doorgaans wel een hint geeft, op de een of andere manier wel een aanwijzing. Iemand die van plan is ervandoor te gaan maakt nooit zijn verdomde ruit schoon. Hij is te druk met uit te denken hoe hij weg moet komen. Te bezorgd de hele tijd. Maar deze meneer niet. Hij doet lekker kalm aan. Deze meneer maakt de voorruit af; veegt zijn koplampen af; loopt om naar de achterkant; maakt de achterlichten schoon; dompelt de wisser weer in het water; wast de achterruit; gooit de wisser weer terug in de bak; klimt in de verdomde auto en rijdt weg. Rijdt verdomme gewoon zomaar weg de nacht in. Werd er niet warm of koud onder. Wat word ik nu verondersteld te doen? Dat ik met mijn dikke kont naar buiten ren, gillend en met mijn armen zwaaiend? De kans lopen dat er op me geschoten wordt? Hoe word ik verondersteld hem tegen te houden? Ik ben niet gewapend. Ik ben een vrouw alleen hierbuiten. Maar Noling, hij zegt tegen me, nog twee en ik lig eruit. Dat is wat hij zegt. 't Bedrijf gaat het van mijn loon aftrekken. Dan, de volgende keer, als ik een auto vraag om van te voren te betalen, of om een credit card, zekerheid in contanten, of wat dan ook, vertelt hij me dat dat niet legaal is. Bij de wet verboden, of dat soort shit. Ik mag dat niet doen. Wat word ik verondersteld te doen? Hij zegt, laat het gewoon niet weer gebeuren. Het is mijn verantwoordelijkheid te letten op het belang van het bedrijf. Ik bedoel zoals laatst die nacht bijvoorbeeld; die twee komen hier echt laat nog aanrijden met Kentucky nummerplaten. En dat waren me een paar weggebruikers, daar zou je medelijden mee krijgen, laat ik je dat vertellen. Tot  moes geslagen truck, helemaal doorgeroest, klapperende spatborden, koeienstront druipend van de spatschermen, geweerrek; de hele zooi. Angstaanjagend gewoon. En die twee komen uit die truck rollen en ik zeg je, die twee samen zaten zeker tegen de vierhonderd aan, ik lieg niet. Ik bedoel ik ben goed in gewichten. Ik kan gewicht inschatten met een marge van vijf pond als papa mestkalveren sorteert. Daar ben ik echt goed in. En die kerels waren in totaal zeker vierhonderd kilo, geloof me maar. En daar komen ze aan; haveloze baarden, haar tot op hun kont, tatoeages. Ook geen sokken. Ik kon dat vanaf hier duidelijk zien. Zo goed zijn mijn ogen. Echt uit de klei getrokken bruten, die twee. Zo achterdochtig als de pest. De hele tijd dat ze staan te tanken schieten hun ogen alle kanten op. Ze staren naar mij; ze staren naar de weg; ze staren weer terug naar mij. Ik zat te bidden dat ze ervandoor gingen zodat ik ze niet onder ogen hoefde te komen. Ik bedoel, kun je het je voorstellen? Een vrouw helemaal alleen, in de middle of nowhere, en die twee komen eraan rijden? Ik schrijf in ieder geval hun nummerbord op, zodat ik tenminste dat heb om Noling te laten zien als hij de volgende dag tegen me tekeergaat. Maar ik kijk op en ze gaan er niet vandoor; ze komen binnen! Ze gaan recht op de deur af, direct naar mij toe, beiden. En nou gaat mijn hart echt als een gek te keer, want als deze twee van een afstand al angstaanjagend waren, dan vormen ze nu net een horror show.  Grote molenwiekende vlezige armen; dikke kwallen zwarte shit spugend en geen van beiden zegt wat. Daar ging ik van over de rooie. Niks zeggen. Nog geen piepje uit geen van beiden de hele tijd. En ik ben helemaal alleen, begrijp je. Geen mens in de zaak. Ik bedoel normaalgesproken kan ik het goed aan als ik wat gepraat over en weer hoor of gegrinnik of zo maar deze twee waren doodstil. Daar kan ik gewoon niet tegen. Ik bedoel ik heb altijd wel iets aan staan de radio of tv of zo zodat er wat leven is; de eenzaamheid verdreven wordt. Geeft me een gevoel van gezelschap. Maar stilte jaagt me rechtstreeks de boom in. En nu dus, daar komen ze binnen en ik denk, “O shit, dit is het dan,” maar in plaats van op me af te komen gaan ze recht op het snoepgoed af, heel langzaam, molenwiekend met die grote vlezige armen van hun. Ze zijn zo vet dat hun armen rechtuit hangen waardoor het daglicht eronderdoor kan. Zoals je een mannetjes kalkoen zich op ziet blazen; zo bewegen ze. Heel langzaam, heen en weer langs het gangpad met snoepgoed en het enige geluid komt van hun sleutelhangers die rinkelen op hun heupen. Ze hebben bij elkaar passende sleutelhangers barstensvol met van die kleine steeksleutels en zakmessen; kruissleutels en van die grote zwarte kruisen zoals bikers die dragen. Je weet wel, dat Duitse werk zoals die Harley shit. Alles bij elkaar passend. En hier lopen ze dan langs het snoepgoed heen en weer, levensgroot. Beiden. Als een stel oerstomme beren verloren op de snelweg. Ze kijken geen moment mijn kant op. Ze staren enkel naar het snoepgoed. Ze pakken de M&Ms op en kijken naar het etiket, dan gooien ze de zakken op en neer alsof ze het gewicht inschatten of zo. Het is me niet duidelijk. Ik bedoel wanneer was de laatste keer dat je de inhoud van een zak M&M's gecontroleerd hebt? Allebei blijven ze dit doen. Geen woord over en weer. Ze gaan naar de PayDays en doen hetzelfde: ze opgooien; de etiketten controleren; de wikkels ruiken. Dan gaan ze naar de Tootsie Rolls; de Almond Joys; de potjes Reese pindakaas. Heen en weer langs het gangpad. Heen en terug. Tegen de tijd dat ze aan het eind zijn hebben ze hun worstenarmen vol met candybars. Allebei met precies hetzelfde snoepgoed. Ik kan dat zien vanaf de kassa. Ik zit heel zorgvuldig toe te kijken vanuit mijn ooghoeken, proberend bij te houden wat ze hebben; oplettend in het belang van het bedrijf. En de hele tijd zit ik te denken dat ze de tent zeker gaan beroven. Dit snoepgoed gedoe is alleen maar een voorwendsel om de zaak goed te inspecteren; de tv-bewaking; de uitgangen; het alarm en zo. Ieder moment kunnen ze nu doorbranden en een of ander monsterlijk geweer op me richten. Dat denk ik. Maar nee. Nu gaan ze op de chips af en beginnen zakken Fritos op te stapelen, Cool Ranch chips, Ruffles, zoute krakelingen. Ik bedoel je kunt het gewoon niet geloven. En allebei blijven ze precies dezelfde dingen oppikken als de ander; alsof ze bang zijn dat de een van hen iets zal krijgen wat de ander niet heeft. Stel grote baardige kleuters. Dan draaien ze in mijn richting en ik zit te denken dit is het dan. Nu heb ik het echt gehad. Ze hebben hun lekkernijen tot aan hun neuzen opgestapeld. Alleen hun schele zwarte oogjes gluren eroverheen. En ineens zie ik dat ze tweelingen zijn! Alleen aan de ogen. Je weet hoe je zoiets kunt herkennen. Alleen door iets in de ogen te zien. Je weet gewoon dat ze verwant zijn. En nou bonkt mijn hart zo erg dat ik bang ben dat ze mijn naambordje gewoon van mijn tiet zien springen! Ik weet gewoon zeker dat ze nu een geweer op me zullen richten. Ze gaan recht op de kassa aankomen; gooien hun stapel rotzooi neer; trekken een grote .357 magnum en steken hem recht in mijn ronde mond. Ik weet zeker dat ik er geweest ben. Er is geen ontkomen aan. Ik ben hier helemaal alleen. Wat word ik verondersteld te doen? 911 bellen? Tegen de tijd dat de verkeerspolitie hier eindelijk is ben ik al dood. En ik sta nu helemaal te trillen. Mijn oksels druipen. Mijn vingers zijn helemaal koud geworden en ik begin aan mama te denken. Out of the blue zit ik aan haar te denken. Ik begin haar te zien zitten op de sofa, kijkend naar Oprah; reds rokend; Cheeze Whiz en Ritz crackers etend; dikke tranen huilend om alle mensen met tegenslagen in het programma. Ik weet niet wat er gaat gebeuren; wie gaat er voor haar zorgen als ik er niet meer ben; wie gaat haar vertellen dat mijn hersens er net uitgeschoten zijn daarginds bij de Conoco. Er is niemand. Ik ben de enige nog. Ik weet niet hoe het ooit zo ver heeft kunnen komen.

The Company’s interest van Sam Shepard is een verhaal uit de verhalenbundel Great Dream of Heaven, Secker & Warburg 2002, ISBN 0436205947

Ik vond dit een fantastisch mooi en goed in elkaar zittend verhaal, vandaar dat ik het voor mijn plezier vertaald heb. Copyright van de vertaling berust bij mij. Het verhaal mag in geen enkele vorm gereproduceerd worden zonder mijn toestemming en die van Sam Shepard of zijn uitgever Alfred A. Knopf.

Gerrit Brand

official website [ Copyright © Gerrit Brand 2010-2021]
All rights reserved. 
GerritBrand.nl Website is NOT responsible for any external link on the website
Powered by: Uitgeverij Nobelman
Contact
Uitgeverij Nobelman
Emdenweg 3
9723 TA Groningen
The Netherlands
Tel:            + 31 (0) 6 50831893
e-mail :      gerritbrand@hotmail.com