Gerrit Brand |
Je denkt, Spill the wine zullen ze wel niet spelen maar verdomd ze doen het toch. Dat sprankelende nummer dat vol zit met triktrakgeluidjes, rammeltjes en gedragen wordt door een ijle dwarsfluit. Eric Burdon & the Animals spelen op de Zwarte Cross. Ik ben geroerd.
Mijn held Tadema luistert in Een heel nieuw leven naar Spill the wine. ‘Spill the wine, dig that girl.’ Ik heb de tekst van het nummer als motto toegevoegd aan het boek. Toen een interviewer me naar de reden daarvan had ik eigenlijk geen antwoord en mompelde wat over de speelsheid van de song die het speelse karakter van mijn roman benadrukte. Maar nu weet ik het, er zit niets diepzinnigs achter. Het is gewoon een prachtig nummer tekenend voor de tijd, eind jaren zestig begin zeventig, waarin het geschreven werd. Een tijd van rebellie, spel en de dingen anders doen dan voorheen. Het doet er niet toe waar het nummer over gaat. Eric Burdon zingt het met een kwinkslag zoals hij vrijwel alles wat ze spelen met een vleugje ironie brengt alsof hij wil zeggen, kijk mij hier nou nog eens staan op mijn leeftijd. Eric Burdon heeft een nieuw album uit en is op zijn tweeënzeventigste op toernee. De rebel uit de jaren zestig (Burdon was nooit mainstream) raakte zoals veel artiesten uit die begintijd van de rockmuziek decennialang min of meer in de vergetelheid. Wie Stoner van John Williams gelezen heeft weet dat het in een mensenleven nooit bergopwaarts maar altijd bergafwaarts gaat. Je begint welgemoed aan je aardse bestaan, stijgt misschien wel naar een bepaalde top en denkt dat je het helemaal gemaakt hebt, je kunt niet meer kapot, maar dan komen de eerste kinken in de kabel. Langzaam gaat het bergafwaarts, grote verwachtingen worden niet waargemaakt, het leven blijkt toch moeilijker dan je ooit had kunnen bedenken. Maar soms krijg je tegen het eind weer een opleving zoals Eric Burdon. Hij is kort en gedrongen en heeft een aardig buikje en wit haar en een witte snor. Hij doet me naarmate het concert vordert vooral aan mijn grootvader denken die er op zijn tweeënzeventigste ook zo uitzag met zijn witte snor hoewel je je hem met geen mogelijkheid als rockzanger zou kunnen voorstellen. Maar wel met datzelfde temperament. Hij (mijn grootvader) toerde niet voor niets op een grote zwarte motorfiets rond. Artistiek gezien is Eric Burdon helemaal terug. Met een fantastisch mooi nieuw album met erudiete en persoonlijke songs waarin hij zich zorgen maakt over de toestand van de wereld zoals in Water en Invitation to the White House. Een eerbetoon ook aan Bo Diddley en zijn Afrikaanse roots met de nummers Bo Diddley Special en Before you accuse me. Burdon heeft iets met Afrika en zwarte muziek. Ik heb nog steeds pontificaal het dubbelalbum The Black-Man’s Burdon in de kast staan en draai hem ook nog geregeld. Evenals de elpee Eric Burdon declares ‘War’ met daarop dat vrolijke, grappige Spill the wine. Eric Burdon is nog springlevend. Zijn muziek staat als een huis, zijn band speelt met veel enthousiasme de sterren van de hemel. Zeker op de Zwarte Cross op 27 juli 2013.
2 Comments
|
AuteurGerrit Brand, neerlandicus, woonachtig in Groningen, schrijver, piloot, ondernemer, zes romans gepubliceerd, Tolvlucht, Omnia Uitgevers, 2007. Bij uitgeverij Nobelman: Een heel nieuw leven, 2011; De wegen van Valentina, 2014; De Amerikaan, 2019; Le Mans, 2021; Cinemascope, 2023. Archives
September 2024
Het lage podium staat vol met apparatuur. 't Is 2010 maar het ziet eruit als 1968. Microfoonstandaards, snoeren, een Rolandorgel, een uitgebreid drumstel samengesteld uit transparante trommels, van de achteren af doorlicht. Blauwe en gele spots. Een blonde Fries staat bij het podium. 'Ken je de band nog van vroeger?' vraag ik. 'Ik heb de elpee,' luidt het antwoord, ' 't is een cultband, hè? Dat ze nog bestaan!' 'Volgens mij zijn ze jarenlang uit de running geweest (Ik heb me gedocumenteerd op internet alvorens naar Drachten (of all places) af te reizen), alleen de bassist is nog over van de originele bezetting.' De zaal is slechts gevuld met een handjevol mensen. Ik ben niet de jongste, maar ook zeker niet de oudste. Veel grijs, spijkerbroeken, slierterig lang haar. Een mooie zaal, ideaal voor rockconcerten, met een prachtige bar. Authentieke barkeepers, gouden oorringen en tatoeages, petjes, Harley Davidson op de borst. Plastic bekertjes (vroeger had je nog echte glazen, stond je tijdens een rockconcert vaak in de glasscherven, moest je schoenen aantrekken met stevige zolen), mijn god, je moet betalen met muntjes. Stop een tientje in een automaat en er rollen zes plastic muntjes uit. Een bier is één muntje, hoeveel kost dan één biertje? Ik bied de Fries ook maar een pilsje aan en vraag hem hoe oud hij is. Achtenvijftig, ik had hem jonger geschat. Hij heeft iets jongensachtigs, is dat rock 'n roll? Hij vertelt dat hij vaak, overal en nergens, in de provincie naar rockconcerten gaat. De oude namen, Ten Years After, Focus en nu Iron Butterfly, als feniksen uit de as herrezen zijn ze er om de zoveel jaar weer, back on stage, als jonge goden. Eindelijk komt de band op. Links het orgel, Boris Karloff (met lang haar) bespeelt hem, de drummer heeft bij Wishbone Ash gespeeld, rechtst de gitarist, afkomstig uit Seattle, en in het midden, vóór op het podium op een barkruk geleund, stram in de dunne benen, moeizaam bewegend, de benige vingers omwikkeld met leukoplast, bassist Lee Dorman. Petje, bril. Er wordt meteen ingezet en het geluid is overweldigend. In de sixties heette het psychedelische rock, ik zou het hardrock willen noemen. Enkele nummers, lang uitgesponnen, gierende gitaar, meeslepend orgel, hakkende drummer, drijvende bas. Mummelende Dorman, onverstaanbaar. Wat zegt-ie, wat zegt-ie? Schouderophalen, gelach. Vingers omhoog, geweldig. De jaren vallen van de schouders. Wat heb ik de afgelopen veertig jaar gedaan, meegemaakt? Vergeet het, we zijn weer terug bij het begin. Een mens verandert niet, je karakter ligt vast. Dorman mompelt iets van Harley Davidson en begint te zingen, Easy Rider. Pegs of people line the street / A ball and chain around their feet / Waitin' for a weekend treat / But Easy Rider's got 'em all beat 'cause / Easy rider, he's a glider / (Easy) Freedom, every day... Hier komen we voor. Nog een paar nummers, hetzelfde recept, jankende gitaar, dreunende orgeltonen, primair drumwerk, een heftig plukkende bassist die het ritme voortdurend opjaagt. Dan is het zover en wordt In-a-gadda-da-vida ingezet. Eerst het orgel, dan de gitaar die de lucht lijkt te willen verscheuren. Twee blonde meiden dringen zich naar voren. Toch nog twee groupies voor opa, maar hij ziet ze niet, hoeft ze ook niet, zou niet meer weten wat-ie met ze aanmoest. Als de drummer zijn minutenlang durende solo inzet, haalt Dorman moeizaam (geholpen door een roadie) zijn instrument van zijn schouder om zich stijf naar de zijkant van het podium te bewegen. Daar drinkt hij een pilsje, net als wij uit een plastic glaasje. De tijd van drugs is voorbij, het is nu zaak om overeind te blijven, nog zo lang mogelijk te blijven ademen. Prachtig die drumsolo, hij duurt en hij duurt maar. Steeds weer nieuwe variaties, holle klanken, felle klanken, blikkerige, dreunende. Je vraagt je af waarom ze daar in de jaren zeventig nu ineens zo'n hekel aan kregen. Als we terugrijden zijn we het erover eens, dit was een bevredigend concert, ruw, ongepolijst, met de dood op de hielen gespeeld, maar zonder concessies. Rock 'n roll gaat een leven lang mee. Archives
September 2024
Categories |
official website [Copyright © Gerrit Brand 2010-2024]
All rights reserved GerritBrand.nl Website is NOT responsible for any external link on the website Powered by: Uitgeverij Nobelman |
Contact
Uitgeverij Nobelman Emdenweg 3 9723 TA Groningen The Netherlands Tel: + 31 (0) 6 50831893 e-mail : [email protected] |