Gerrit Brand |
Tekst Gerrit Brand
Laat ik maar met de deur in huis vallen: ik ben een liefhebber van het werk van Rachel Kushner (1968). Al sinds in 2013 haar roman The Flamethrowers (De vlammenwerpers) verscheen. Haar werk viel me op, omdat zij dat boek begon met een snelle rit op een motor, een 1971 Ducati 750 GT nog wel, een absolute klassieker. Vervolgens koppelde ze het motorrace-element van het boek aan de art scene in New York in de jaren ’70, om te eindigen in Italië dat destijds werd verstoord door de linkspolitieke acties van de Rode Brigades. In het onlangs verschenen Creation Lake, waarvan Rachel Kushner me een exemplaar deed toekomen en dat inmiddels ook in Nederland is verschenen onder dezelfde titel, gaat ze weer aan de slag met min of meer hetzelfde thema. Linkse politiek en klimaatactiegroepen, gelardeerd met ideeën over de (prehistorie van de) mensheid en dat alles gegoten in een spannende literaire thriller. Dat literaire bedoel ik niet in de slappe betekenis die er over het algemeen aan gegeven wordt, namelijk om een misdaadroman meer cachet te geven, maar in de ware zin des woords. In Creation Lake gebruikt Kushner de vorm van een spionageroman (wat het eigenlijk helemaal niet is) om een uitermate amusant en erudiet verhaal te vertellen. De hoofdfiguur in het boek noemt zichzelf Sadie Smith (niet haar echte naam die we nooit aan de weet komen). Ze is een soort selfmade geheim agente die freelance werkt voor wie haar maar in wil huren en die er niet voor terugdeinst om een val te zetten voor de mensen die ze in de gaten houdt. Zo gaat ze er probleemloos in mee om de klimaatactiegroep waarin ze geïnfiltreerd is tot gewelddadige actie aan te zetten, terwijl die mensen dat eigenlijk helemaal niet zo van plan waren. Sadie’s opdrachtgegevers zijn de machthebbers die de kritische en dwarsliggende burgers onder de duim willen houden. Zoiets. Wat ik zo mooi vind van Rachel Kushner is haar fantasie en het gemak waarmee ze zich daarvan bedient. Verder haar aandacht voor zaken waar vrouwen zich meestal niet voor interesseren zoals motorfietsen en auto’s. Wie Rachel Kushner een beetje volgt weet dat ze zelf ook in een klassieke auto rijdt, een Ford Galaxie uit 1964 (zie de cover van haar essaybundel The Hard Crowd).
0 Comments
Tekst Gerrit Brand
Ik werd onlangs geïnterviewd (door Aede de Jong) over mijn nieuwe boek en mijn literaire activiteiten en hij stelde me de vraag: Is het niet iets om essays te gaan schrijven? De term essay schijnt tegenwoordig eigenlijk ook al niet meer te kunnen (we leven in een tijd waarin veel zekerheden op de helling gaan). Nog maar een week of zes geleden was er bij het CPNB (de stichting Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek) een discussie over de term essay, die jonge lezers zou afschrikken. ‘Als lezers (jong en oud) ons zeggen afgeschrikt te worden door het woord essay, dan missen we ons doel. Dat betekent dat we in onze communicatie lezers op een andere manier moeten proberen te interesseren voor zo’n boek,’ antwoordde het CPNB op Twitter de schrijver Jamal Ouariachi. Deze had in een tweet het CPNB ervan beschuldigd aan het debiliseren te zijn: ‘Mensen die afgeschrikt worden door het woord essay, zijn geen mensen die een essay gaan lezen (…) What’s next? Is het woord roman ook al afschrikwekkend? Is het woord biografie niet doodeng?’ Nou ja, ik ga daar maar niet verder op in. Aede de Jong bracht me in zoverre op een idee dat ik dacht, kom laat ik ter gelegenheid van de presentatie van mijn boek eens een soort essay gaan schrijven. Ik hou van essays, bijvoorbeeld van die van Joan Didion of William Gass, Susan Sontag. Ja, ik ben nogal gericht op buitenlandse, veelal Amerikaanse schrijvers, maar ook op Franse en Duitse, en Portugese, Engelse, noem maar op – Zwagerman, Kousbroek, Hermans zijn in Nederland trouwens een paar belangrijke namen. Tekst Gerrit Brand
Na zestien jaar niets gepubliceerd te hebben komt Cormac McCarthy aan het eind van dit jaar met twee nieuwe romans uit. De passagier is de eerste, op 6 december volgt nog een boek, Stella Maris, dat een aanvulling op deze eerste schijnt te zijn. Je hebt van die schrijvers die je op de automatische piloot leest. Zoals Proust en Faulkner. Op de automatische piloot, omdat je hun lange meanderende zinnen op een gegeven moment niet meer kunt volgen. Te vermoeiend om alle zinswendingen en wijdlopigheden nauwkeurig te blijven volgen. Wat dan overblijft is de sfeer en algemene indruk van het werk. Cormac McCarthy is – in veel van zijn boeken – ook zo’n schrijver. Ik denk aan wat velen zijn beste roman vinden: Blood Meridian. Ook zo’n boek waar je je echt op moet concentreren om alles eruit te halen wat de schrijver erin heeft gestopt. Het particuliere in het universele getrokkenTekst Gerrit Brand Af en toe, als een boek me erg aanspreekt, wil ik er nog wel eens een bespreking aan wijden. Dat is met Het smeedwerk van herinnering van Paul Gellings het geval. Het boek is een familiegeschiedenis. Als er niet uitdrukkelijk ‘roman’ op had gestaan zou je het puur als (auto)biografisch hebben gelezen. Het is Paul Gellings gelukt zijn particuliere familiegeschiedenis een universele waarde mee te geven. Als lezer heb je voortdurend de neiging het gelezene op jezelf te betrekken en vraag je je af hoe en in hoeverre je eigen leven ook verweven is met dat van je familieleden én met de gebeurtenissen die zich in de wereld om je heen voltrekken. Zonder de dood is er geen kunst, omdat zonder de dood niets van belang isTekst Gerrit Brand
Af en toe doe je jezelf iets aan. Zoals te besluiten het laatste boek van Martin Amis te lezen en er een ‘stuk’ over te schrijven. Een recensie wil ik het niet noemen. Een beschouwing, gebaseerd op notities gemaakt tijdens het lezen van Uit de eerste hand (Inside Story), een roman van 628 pagina’s. Een roman. Maar het is helemaal geen roman. (bij het boek van Patrick Dasse)
Ken je dat gevoel? Dit is een stuk voor wat oudere mensen – misschien is het ook wel leuk voor jongere mensen vanaf een jaar of dertig, of vijfentwintig zelfs, de leeftijd waarop ik belangstelling begon te krijgen en opmerkzaam werd op het merk Alfa Romeo, en eraan verslaafd raakte voor een periode van 25 jaar –, een stuk voor mensen die plotseling beseffen dat ze in een andere tijd leven, een overgangstijd van oud naar nieuw, van auto’s met verbrandingsmotoren naar elektrisch aangedreven vehikels, een stuk voor mensen die ineens beseffen dat ze die oude auto, in dit geval een Alfa Romeo, nooit weg hadden moeten doen maar hem hadden moeten koesteren, en goed onderhouden, zodat ze er nu nog in konden rijden. Stijlvolle roman over het eeuwige verlangenTekst: Gerrit Brand
Je hebt in de Nederlandse literatuur de bestsellers, de boeken van schrijvers van wie elk boek, hoe goed of slecht ook, breed aandacht krijgt van alle denkelijke media. Recensies en interviews in dagbladen en op tv die elkaar meestal overlappen. Zozeer dat je je afvraagt waarom men de redactionele pagina’s en zendtijd niet aan andere, minder bekende maar vaak betere schrijvers besteedt. Herman Stevens is, net als Marcel Möring, zo’n schrijver die blijkbaar niet interessant is voor het grote publiek. Geheel ten onrechte overigens. MULTICULTURALITEIT CENTRAAL | EEN AANRADER.
Tekst Gerrit Brand Foto’s Sanne Peper e.a. Het theaterstuk Lawrence of Arabia is nog tot 2 december te zien als de laatste voorstelling gespeeld wordt in De Kleine Komedie in Amsterdam. Wij zagen het stuk in de Groninger Stadsschouwburg. Knap in elkaar gezet en mooi gespeeld. Gebaseerd op de film Lawrence of Arabia uit 1962 (wie heeft hem eigenlijk gezien?), die zich afspeelt in de eerste wereldoorlog. Achter die romantische film schuilt een ander verhaal, dat van het Europees kolonialisme in het Midden-Oosten en beslissingen van toen die de kiem legden voor grote conflicten waarmee we vandaag de dag te maken hebben in landen als Syrië, Irak, Libanon en Jemen. Canaille | Jan Cremer is een echte Multatuli
Jan Cremer beweert in een interview in de Volkskrant met Arjan Peters dat literatuur aan hem niet besteed is. Hij leest geen literatuur. ‘Als je mij een roman ziet lezen ben ik niet in orde.’ Mooi gezegd, maar ik geloof er niets van. Bij Jan Cremer heb je altijd met een hoop bravoure van doen. Jan Cremer is tachtig geworden. Maar hij schrijft nog met de zwier van een twintiger. Jan Cremer is het middelpunt van de wereld, in ieder geval van zijn eigen universum. Cremer is schrijver én schilder. In 2006 had hij nog een grote tentoonstelling in het Groninger Museum met zijn enorme Zeezichten.
|
AuteurGerrit Brand, neerlandicus, woonachtig in Groningen, schrijver, piloot, ondernemer, zes romans gepubliceerd, Tolvlucht, Omnia Uitgevers, 2007. Bij uitgeverij Nobelman: Een heel nieuw leven, 2011; De wegen van Valentina, 2014; De Amerikaan, 2019; Le Mans, 2021; Cinemascope, 2023. Archives
September 2024
Het lage podium staat vol met apparatuur. 't Is 2010 maar het ziet eruit als 1968. Microfoonstandaards, snoeren, een Rolandorgel, een uitgebreid drumstel samengesteld uit transparante trommels, van de achteren af doorlicht. Blauwe en gele spots. Een blonde Fries staat bij het podium. 'Ken je de band nog van vroeger?' vraag ik. 'Ik heb de elpee,' luidt het antwoord, ' 't is een cultband, hè? Dat ze nog bestaan!' 'Volgens mij zijn ze jarenlang uit de running geweest (Ik heb me gedocumenteerd op internet alvorens naar Drachten (of all places) af te reizen), alleen de bassist is nog over van de originele bezetting.' De zaal is slechts gevuld met een handjevol mensen. Ik ben niet de jongste, maar ook zeker niet de oudste. Veel grijs, spijkerbroeken, slierterig lang haar. Een mooie zaal, ideaal voor rockconcerten, met een prachtige bar. Authentieke barkeepers, gouden oorringen en tatoeages, petjes, Harley Davidson op de borst. Plastic bekertjes (vroeger had je nog echte glazen, stond je tijdens een rockconcert vaak in de glasscherven, moest je schoenen aantrekken met stevige zolen), mijn god, je moet betalen met muntjes. Stop een tientje in een automaat en er rollen zes plastic muntjes uit. Een bier is één muntje, hoeveel kost dan één biertje? Ik bied de Fries ook maar een pilsje aan en vraag hem hoe oud hij is. Achtenvijftig, ik had hem jonger geschat. Hij heeft iets jongensachtigs, is dat rock 'n roll? Hij vertelt dat hij vaak, overal en nergens, in de provincie naar rockconcerten gaat. De oude namen, Ten Years After, Focus en nu Iron Butterfly, als feniksen uit de as herrezen zijn ze er om de zoveel jaar weer, back on stage, als jonge goden. Eindelijk komt de band op. Links het orgel, Boris Karloff (met lang haar) bespeelt hem, de drummer heeft bij Wishbone Ash gespeeld, rechtst de gitarist, afkomstig uit Seattle, en in het midden, vóór op het podium op een barkruk geleund, stram in de dunne benen, moeizaam bewegend, de benige vingers omwikkeld met leukoplast, bassist Lee Dorman. Petje, bril. Er wordt meteen ingezet en het geluid is overweldigend. In de sixties heette het psychedelische rock, ik zou het hardrock willen noemen. Enkele nummers, lang uitgesponnen, gierende gitaar, meeslepend orgel, hakkende drummer, drijvende bas. Mummelende Dorman, onverstaanbaar. Wat zegt-ie, wat zegt-ie? Schouderophalen, gelach. Vingers omhoog, geweldig. De jaren vallen van de schouders. Wat heb ik de afgelopen veertig jaar gedaan, meegemaakt? Vergeet het, we zijn weer terug bij het begin. Een mens verandert niet, je karakter ligt vast. Dorman mompelt iets van Harley Davidson en begint te zingen, Easy Rider. Pegs of people line the street / A ball and chain around their feet / Waitin' for a weekend treat / But Easy Rider's got 'em all beat 'cause / Easy rider, he's a glider / (Easy) Freedom, every day... Hier komen we voor. Nog een paar nummers, hetzelfde recept, jankende gitaar, dreunende orgeltonen, primair drumwerk, een heftig plukkende bassist die het ritme voortdurend opjaagt. Dan is het zover en wordt In-a-gadda-da-vida ingezet. Eerst het orgel, dan de gitaar die de lucht lijkt te willen verscheuren. Twee blonde meiden dringen zich naar voren. Toch nog twee groupies voor opa, maar hij ziet ze niet, hoeft ze ook niet, zou niet meer weten wat-ie met ze aanmoest. Als de drummer zijn minutenlang durende solo inzet, haalt Dorman moeizaam (geholpen door een roadie) zijn instrument van zijn schouder om zich stijf naar de zijkant van het podium te bewegen. Daar drinkt hij een pilsje, net als wij uit een plastic glaasje. De tijd van drugs is voorbij, het is nu zaak om overeind te blijven, nog zo lang mogelijk te blijven ademen. Prachtig die drumsolo, hij duurt en hij duurt maar. Steeds weer nieuwe variaties, holle klanken, felle klanken, blikkerige, dreunende. Je vraagt je af waarom ze daar in de jaren zeventig nu ineens zo'n hekel aan kregen. Als we terugrijden zijn we het erover eens, dit was een bevredigend concert, ruw, ongepolijst, met de dood op de hielen gespeeld, maar zonder concessies. Rock 'n roll gaat een leven lang mee. Archives
September 2024
Categories |
official website [Copyright © Gerrit Brand 2010-2024]
All rights reserved GerritBrand.nl Website is NOT responsible for any external link on the website Powered by: Uitgeverij Nobelman |
Contact
Uitgeverij Nobelman Emdenweg 3 9723 TA Groningen The Netherlands Tel: + 31 (0) 6 50831893 e-mail : [email protected] |