Gerrit Brand |
Elke schrijver is ook een lezer, tenminste dat lijkt me wel (ik kan me in ieder geval geen schrijven zonder lezen voorstellen). Zo las ik bijvoorbeeld toevallig in de NRC (14 juni ’13) het stuk van Ernest van der Kwast over zijn passie voor James Salter, een writer’s writer (nou ja, toevallig, ik heb een abonnement op die krant maar niet lang meer als ze zo doorgaan met het voortrekken van de ene schrijver (of uitgever) boven de andere).
Ik lees veel en koop veel. Vooral tweedehands, boeken van schrijvers waar ik via via toevallig op kom. Via films bijvoorbeeld, zo ben ik na het zien van de fascinerende en bloedige Coen Brothers film No country for old men in het oeuvre van Cormac McCarthy gedoken. Via McCarthy kwam ik op Faulkner, ook zo’n schrijver uit het Zuiden van de Verenigde Staten. Op de een of andere manier voel ik me de laatste tijd aangetrokken door dit ‘Zuiden’, Southern rock, country, Lucinda Williams, Steve Earle; ook de schrijver Sam Shepard is een inspiratiebron – en niet alleen vanwege de films waar hij in speelt. Jaren geleden heb ik Pylon van Faulkner (twee keer) gelezen. Mijn interesse voor dat boek werd gewekt via de vliegerij en het feit dat Faulkner zo’n icoon is in de Amerikaanse letterkunde dat je zijn naam wel moet kennen ook al heb je nog nooit iets van hem gelezen, wel geprobeerd bijvoorbeeld maar niet doorheen gekomen. Moeilijk hoor, die Faulkner. Neem nou Sanctuary, waar gaat dat over? Maar zoals Faulkner zelf zegt: als je me niet in een keer begrijpt lees me dan twee keer, of drie keer zelfs. Ik heb Absalom Absalom van Faulkner net uit (na The border trilogy van Cormac McCarthy). Ik vind het een fantastisch boek, in het Engels gelezen en mijn God, wat een zinnen, niet om door te komen zo lang en ingewikkeld. Ik moet het dan ook toegeven, ik vind mezelf nogal goed in Engels maar Faulkner heb ik niet 100% begrepen in het Engels, dus de vertaling aangeschaft. Op Marktplaats voor twee euro (ja, we zijn zuinig), blijkt het de oude vertaling van John Vandenbergh te zijn, er is een nieuwe frisse vertaling van Bartho Kriek, dus die moet ik nu ook nog hebben maar die is niet voor twee euro te vinden, maar goed, om met Marten Toonder te spreken wiens autobiografische kwartet ik ook net aan het lezen ben, voor een heer speelt geld geen rol. Maar nu komt het, mijn grote favoriet Vladimir Nabokov hield niet van Faulkner. Een citaat uit een brief die Nabokov in 1948 aan Edmund Wilson stuurde nadat die hem Light in August had toegestuurd: ‘Faulkner’s beloved romanticism and quite impossible biblical rumblings and “starkness” (which is not starkness at all but skeletonized triteness), and all the rest of the bombast seem to me so offensive that I can only explain his popularity in France by the fact that all her own popular writers (Malraux included) of recent years have also had their fling at l’homme marchait, la nuit etait sombre. The book you sent me is one of the tritest and most tedious examples of a trite and tedious genre.’ Nabokov had trouwens ook weinig op met Thomas Mann (en nog een hele reeks andere gecanoniseerde schrijvers). Ik weet zeker dat hele volksstammen fans van een bepaalde schrijver zich laten leiden door de literaire smaak van die schrijver. Ik heb dus ook jaren gedacht dat ik Faulkner die toch al moeilijk te lezen was net zo goed links kon laten liggen, want dat werk van hem was immers ook niks als je Nabokov moest geloven en waarom zou je de schrijver van dat prachtige Lolita niet moeten geloven. In de loop der jaren heb ik mijn mening wel wat bijgesteld en ben ik tot de conclusie gekomen dat ook lang niet alle werk van Nabokov leesbaar is. Ada is nog minder door te komen (althans in het Engels) dan Absalom Absalom om van Pale Fire maar helemaal niet te spreken, wat een pretentieus proza, nietwaar. Bovendien is er nu een boek verschenen over Nabokov (hoe durf je het aan na de uitgebreide zeer volledige biografie van Brian Boyd?) The secret history of Vladimir Nabokov door Andrea Pitzer dat veel minder een hagiografie schijnt te zijn dan de boeken die voorheen over hem werden geschreven. Zij schijnt duidelijk te maken dat Nabokovs mening over andere schrijvers vaak meer met zijn persoonlijke voorkeuren en sympathie en antipathie te maken had dan dat deze gebaseerd was op een grondige literaire analyse (of liever gezegd gewoon goed lezen) van het werk van de betreffende schrijver. Maar geldt niet voor elke schrijver (en lezer) dat zijn of haar voorkeur voor een bepaalde schrijver of literair genre puur gevoelsmatig tot stand komt? Ik moet dat boek van Pitzer over Nabokov beslist lezen en zal hem zo meteen bestellen, en dat terwijl ik ik eigenlijk net beslist had de eerste maanden geen boeken meer bij te kopen omdat er nog zo’n enorme stapel ligt, die ik nog moet lezen, boeken die ik in de loop der tijd gekocht heb omdat ik al lezende van het een op het ander kwam. O ja, en Nabokov wil ik ook weer gaan lezen, in ieder geval Speak Memory, als inspiratiebron voor de roman die ik na de roman waar ik nu mee bezig ben wil gaan schrijven. De roman die ik nu aan het schrijven ben is geïnspireerd op het werk van Michelangelo Antonioni, op een van zijn zogenaamde narrative nuclei uit Quel bowling sul Tevere, zoals de Italiaanse filmmaker zich voor Blow Up liet inspireren door een verhaal van Julio Cortázar. Meer zeg ik er (nog) niet over.
0 Comments
|
AuteurGerrit Brand, neerlandicus, woonachtig in Groningen, schrijver, piloot, ondernemer, zes romans gepubliceerd, Tolvlucht, Omnia Uitgevers, 2007. Bij uitgeverij Nobelman: Een heel nieuw leven, 2011; De wegen van Valentina, 2014; De Amerikaan, 2019; Le Mans, 2021; Cinemascope, 2023. Archives
September 2024
Het lage podium staat vol met apparatuur. 't Is 2010 maar het ziet eruit als 1968. Microfoonstandaards, snoeren, een Rolandorgel, een uitgebreid drumstel samengesteld uit transparante trommels, van de achteren af doorlicht. Blauwe en gele spots. Een blonde Fries staat bij het podium. 'Ken je de band nog van vroeger?' vraag ik. 'Ik heb de elpee,' luidt het antwoord, ' 't is een cultband, hè? Dat ze nog bestaan!' 'Volgens mij zijn ze jarenlang uit de running geweest (Ik heb me gedocumenteerd op internet alvorens naar Drachten (of all places) af te reizen), alleen de bassist is nog over van de originele bezetting.' De zaal is slechts gevuld met een handjevol mensen. Ik ben niet de jongste, maar ook zeker niet de oudste. Veel grijs, spijkerbroeken, slierterig lang haar. Een mooie zaal, ideaal voor rockconcerten, met een prachtige bar. Authentieke barkeepers, gouden oorringen en tatoeages, petjes, Harley Davidson op de borst. Plastic bekertjes (vroeger had je nog echte glazen, stond je tijdens een rockconcert vaak in de glasscherven, moest je schoenen aantrekken met stevige zolen), mijn god, je moet betalen met muntjes. Stop een tientje in een automaat en er rollen zes plastic muntjes uit. Een bier is één muntje, hoeveel kost dan één biertje? Ik bied de Fries ook maar een pilsje aan en vraag hem hoe oud hij is. Achtenvijftig, ik had hem jonger geschat. Hij heeft iets jongensachtigs, is dat rock 'n roll? Hij vertelt dat hij vaak, overal en nergens, in de provincie naar rockconcerten gaat. De oude namen, Ten Years After, Focus en nu Iron Butterfly, als feniksen uit de as herrezen zijn ze er om de zoveel jaar weer, back on stage, als jonge goden. Eindelijk komt de band op. Links het orgel, Boris Karloff (met lang haar) bespeelt hem, de drummer heeft bij Wishbone Ash gespeeld, rechtst de gitarist, afkomstig uit Seattle, en in het midden, vóór op het podium op een barkruk geleund, stram in de dunne benen, moeizaam bewegend, de benige vingers omwikkeld met leukoplast, bassist Lee Dorman. Petje, bril. Er wordt meteen ingezet en het geluid is overweldigend. In de sixties heette het psychedelische rock, ik zou het hardrock willen noemen. Enkele nummers, lang uitgesponnen, gierende gitaar, meeslepend orgel, hakkende drummer, drijvende bas. Mummelende Dorman, onverstaanbaar. Wat zegt-ie, wat zegt-ie? Schouderophalen, gelach. Vingers omhoog, geweldig. De jaren vallen van de schouders. Wat heb ik de afgelopen veertig jaar gedaan, meegemaakt? Vergeet het, we zijn weer terug bij het begin. Een mens verandert niet, je karakter ligt vast. Dorman mompelt iets van Harley Davidson en begint te zingen, Easy Rider. Pegs of people line the street / A ball and chain around their feet / Waitin' for a weekend treat / But Easy Rider's got 'em all beat 'cause / Easy rider, he's a glider / (Easy) Freedom, every day... Hier komen we voor. Nog een paar nummers, hetzelfde recept, jankende gitaar, dreunende orgeltonen, primair drumwerk, een heftig plukkende bassist die het ritme voortdurend opjaagt. Dan is het zover en wordt In-a-gadda-da-vida ingezet. Eerst het orgel, dan de gitaar die de lucht lijkt te willen verscheuren. Twee blonde meiden dringen zich naar voren. Toch nog twee groupies voor opa, maar hij ziet ze niet, hoeft ze ook niet, zou niet meer weten wat-ie met ze aanmoest. Als de drummer zijn minutenlang durende solo inzet, haalt Dorman moeizaam (geholpen door een roadie) zijn instrument van zijn schouder om zich stijf naar de zijkant van het podium te bewegen. Daar drinkt hij een pilsje, net als wij uit een plastic glaasje. De tijd van drugs is voorbij, het is nu zaak om overeind te blijven, nog zo lang mogelijk te blijven ademen. Prachtig die drumsolo, hij duurt en hij duurt maar. Steeds weer nieuwe variaties, holle klanken, felle klanken, blikkerige, dreunende. Je vraagt je af waarom ze daar in de jaren zeventig nu ineens zo'n hekel aan kregen. Als we terugrijden zijn we het erover eens, dit was een bevredigend concert, ruw, ongepolijst, met de dood op de hielen gespeeld, maar zonder concessies. Rock 'n roll gaat een leven lang mee. Archives
September 2024
Categories |
official website [Copyright © Gerrit Brand 2010-2024]
All rights reserved GerritBrand.nl Website is NOT responsible for any external link on the website Powered by: Uitgeverij Nobelman |
Contact
Uitgeverij Nobelman Emdenweg 3 9723 TA Groningen The Netherlands Tel: + 31 (0) 6 50831893 e-mail : [email protected] |