Gerrit Brand |
(bij het boek van Patrick Dasse) Ken je dat gevoel? Dit is een stuk voor wat oudere mensen – misschien is het ook wel leuk voor jongere mensen vanaf een jaar of dertig, of vijfentwintig zelfs, de leeftijd waarop ik belangstelling begon te krijgen en opmerkzaam werd op het merk Alfa Romeo, en eraan verslaafd raakte voor een periode van 25 jaar –, een stuk voor mensen die plotseling beseffen dat ze in een andere tijd leven, een overgangstijd van oud naar nieuw, van auto’s met verbrandingsmotoren naar elektrisch aangedreven vehikels, een stuk voor mensen die ineens beseffen dat ze die oude auto, in dit geval een Alfa Romeo, nooit weg hadden moeten doen maar hem hadden moeten koesteren, en goed onderhouden, zodat ze er nu nog in konden rijden. Waar vind je nog zo’n auto? Nergens dus. Tenzij je bulkt van het geld. Maar is het dan nog leuk om een Alfa Berlina aan te schaffen? Waarschijnlijk wil je dan iets met meer uitstraling: een Giulietta Spider (heb ik ook gehad en spijt als haren op mijn hoofd die auto ooit, na hem 25 jaar in bezit gehad te hebben, weer verkocht te hebben) of een Ferrari of wat dan ook, in ieder geval iets met meer grandeur dan zo’n gewone alledaagse vierdeurs personenauto. Ik was tot mijn vijfentwintigste niet geïnteresseerd in auto’s. Ja, ik had van mijn vader al twee keer een auto cadeau gekregen (‘Dan kom je eens wat vaker weer thuis.’), een Simca 1501 en een Vauxhall Viva (de Simca werd gestolen en total loss gereden; de Vauxhall ging op een gegeven moment stuk en ondankbaar als ik was deelde ik mijn vader mee: haal hem maar weer op). Het automobielvirus had me niet te pakken gekregen. Totdat ik na mijn afstuderen een auto nodig had en van een vriend een Fiat 128 station overnam. Er zat een roestgat op de plek waar de antenne hoorde te zitten, voor op het spatbord, maar dat mocht de pret niet drukken. De Fiat bracht ons (klein gezin) heen en terug naar Portugal. Een betrouwbaar autootje, maar ik kreeg met mijn lengte van 1.87 m na lange ritten op de snelweg wel enorm spierpijn en kramp in mijn rechterbeen. Ik ging op zoek naar een andere auto. Italiaanse auto’s Wat voor auto moest het worden. Ik kocht een boekje Alle auto’s 1981 of zo van Huub Dubbelman (die ik later weer zou tegenkomen als hoofd communicatie van Mercedes-Benz Nederland). Al lezend over auto’s, en deducerend, kwam ik terecht bij Italiaanse auto’s. Die waren het meest interessant, vond ik, en – op de superauto’s na – ook nog redelijk betaalbaar, hoewel ik er later achter kwam dat lang niet iedereen dat vond. (Zo werd ik ooit in een Alfa door de politie aangehouden. Mijn auto had gladde banden, vonden de agenten. Ik zei dat banden erg duur waren (Pirelli’s 195/60/15). ‘Als je het niet kunt betalen moet je niet in zo’n dure auto gaan rijden,’ zei een van de agenten). Nog verder wikkend en wegend kwam ik tenslotte tot de conclusie dat het een sportieve coupé moest worden, een Lancia Beta Coupé of een Alfa Romeo Alfetta GTV. Lancia stond voor sjiek en luxe, Alfa Romeo voor sportief en racerij. Ik koos, vooral vanwege het race-verleden van Alfa Romeo voor de Alfetta GTV. Daarin zat een heel interessante motor, een viercilinder, lichtmetalen motor met bovenliggende nokkenassen, tweeliter, de Alfa Nord motor, het beroemde Alfamotorblok dat me eigenlijk nooit meer heeft losgelaten. De wagen was bovendien achterwiel-aangedreven (in tegenstelling tot de toch wat slappe Lancia). De versnellingsbak en koppeling waren achteraan ingebouwd (transaxle) en de achterophanging was een De Dion-as, net als bij de historische Alfetta 159. Het ontwerp van de Alfetta GTV was van de hand van Giugiaro, die het vak bij Bertone had geleerd. Alfa’s roesten al in de folder Ook deze Alfetta GTV bracht me een paar keer heen en terug naar Portugal. Heerlijke auto. Maar als je eenmaal door het Alfavirus besmet bent is er al snel geen houden meer aan. Ik werd uiteraard lid van de Alfaclub, en verdiepte me steeds meer in de historie van het merk. Ik wilde een klassieke Alfa, de GTV was nieuw. Dus kocht ik een Giulia uit 1972. Nu zouden we zeggen dat dat een youngtimer was (1972 was in 1985 maar dertien jaar geleden). De wagen bleek, toen hij na een maand of wat voor een reparatie bij de garage (De fameuze A-garage in Groningen – toentertijd Alfadealer) kwam en op de brug stond, van onderen helemaal rot te zijn. De monteur prikte met zijn schroevendraaier door de kokerbalken heen. Dat was een algemeen probleem van Alfa Romeo, die roest. Het gezegde was: Alfa’s roesten al in de folder. Ook mijn Alfetta GTV (uit 1979) begon te roesten. Ik opende op een gegeven moment de achterklep en hij viel uit zijn scharnieren. Die waren doorgeroest. Ik had de lol eraf en ruilde de wagen in. Er kwam een Giulietta sedan. Een heerlijke auto, waar ik met plezier vier jaar in reed, totdat hij op het Groningse platteland werd aangereden door een tractor die van achter een maisveld (met hoogstaande mais) van rechts onverwacht de weg opreed. Gelukkig zat ik helemaal alleen in de auto want de deur aan de passagierskant zat tegen het dashboard geplakt. Total loss. Vond de verzekering. Wat niet wegnam dat ik hem een paar maand later weer vrolijk door Groningen zag rijden. Giulietta Spider 1959 Inmiddels had ik ook een Giulietta Spider op de kop weten te tikken. Twee stuks zelfs, voor een totaalbedrag van 10.000 gulden. Gekocht van Auto Heida uit Bennekom. Op zondag, mag ik nu na 40 jaar wel vertellen; was toen niet voor de openbaarheid bedoeld, in de bible belt. (Douwe Heida, de ‘kleine Alfa-dealer uit Bennekom’ kwam ik in de jaren ’90 nog een paar maal tegen bij de Mille Miglia waar hij met interessante Alfa’s gewoon aan deelnam). Ik kocht van Heida een Spider die nogal rot was, maar wel rijdend, en een die helemaal rot was en die ik als sloper voor onderdelen gebruikte om de ‘beste’ te restaureren. Beter gezegd, te laten restaureren want ik heb twee linkerhanden. Er werd enorm veel plaatwerk gedaan aan de auto (onderkant portieren, wielkassen etc etc) door een oude plaatwerker uit Engeland, die ooit nog een auto voor Roger Moore had gerestaureerd. Hij was zes weken met mijn Gulietta Spider bezig en ik bracht hem elke week een pak bankbiljetten. Daarna moest de auto weer opgebouwd worden, want alle onderdelen lagen in de garage. Het bedrijf dat dat zou doen (ik noem maar geen naam) zag er geen gat meer in en dus ging de hele handel (de opgelapte carrosserie en alle losse onderdelen) naar Vittorio Iacono van autobedrijf CAR in Foxhol (nu Sappemeer) die er in slaagde weer een echte auto te maken van mijn Spider. Vittorio is een man met gouden handjes als het om het repareren van Alfa Romeo’s gaat. Ik reed vijfentwintig jaar in de Spider tot ik hem in 2010 in een vlaag van verstandsverbijstering (maar het was de tijd van de kredietcrisis) verkocht. (27-PM-13, is hij nog ergens in Nederland?). Alfa 164 Om een lang verhaal kort te maken, na de Giulietta sedan reed ik twee keer vier jaar in een Alfa Romeo 164 2.0 (geweldige probleemloze auto’s). Ondertussen kocht ik klassieke Alfa’s die ik even zo vrolijk na een tijdje weer (met verlies) verkocht. Ik heb gehad: een Alfa 1600 Junior Bertone (had ik nooit weg moeten doen – gekocht van Tappel uit Assen; perfecte auto), een Alfetta sedan (speciaal uit Italië laten overkomen, maar hij kwam midden in de winter terwijl het 10 graden vroor, werd bij mij voor de zaak van de vrachtwagen geladen en wilde met geen mogelijkheid starten; ik vond het toen een miskoop), een Alfetta GTV (ook perfect), en nog een Giulietta sedan, een hele slechte waar ik mee naar Portugal reed, maar het ding had waarschijnlijk een aanrijding gehad of zo, was in ieder geval flink krom en helemaal uit balans. Als je in een lange bocht, bijvoorbeeld op autowegen door Baskenland, remde ging hij schommelen over de denkbeeldige as tussen het linkerachter- en het rechtervoorwiel. Vreselijk, en nog gevaarlijk ook. Nooit een Berlina gehad Waar ik met al die verhalen over Alfa Romeo naartoe wil (O ja, mijn laatste Alfa was een 166 2.5 V6; de enige die ik weg heb gedaan omdat de motor stuk ging), is dat ik nooit een Alfa Berlina heb gehad. En dat is jammer. Als ik het prachtige boek doorblader dat Patrick Dasse heeft samengesteld over de Berlina word ik hebzuchtig. Ik herinner me een Italiaanse film waarin deze auto een rol speelde. De vrouwelijke hoofdrolspeelster reed in een Berlina. Heel sjiek. Ik kom er met geen mogelijkheid meer op hoe die film heette. Ik herinner me ook een zakelijke kennis die me ergens in de jaren 80 vertelde dat hij begin jaren 70 een Berlina had. ‘De slechtste auto die ik ooit gehad heb.’ Hm, ik geloofde hem toen, maar nu niet meer. Nu denk ik: als ik er ooit nog eentje tegenkom die een beetje betaalbaar is, koop ik hem. Maar was is betaalbaar? Vroeger kocht je zo’n auto voor duizend gulden. Nu kost een mooie minsten 15.000 euro. Maar moet je je eens voorstellen, dat je zo’n mooie klassieke sedan in de garage hebt staan die je gewoon mee kunt pakken wanneer je wilt. Een auto met uitstraling. Met die Alfa Nord motor van 1750 of 2000 cc, lichtmetaal, bovenliggende nokkenassen, achterwielaandrijving, een fraai houten dashboard met klassieke metertjes in een lichtgrijze achtergrond (zoals mijn Giulietta Spider), een houten stuur en een versnellingspook die uit de middenconsole naar voren komt, en schakelt als boter. Om van te watertanden. Patrick Dasse maakte een prachtig koffietafelboek van de Berlina die bij Alfa Romeo in de jaren 1967 tot 1976 in Arese van de band gekomen zijn beschreven en getoond. Met vaak unieke, niet eerder getoonde foto’s (zie de foto’s bij dit artikel). Hardcover 216 pagina's, 131 zwartwit en 47 kleurenfoto’s Afmetingen: 25,7 x 22,9 cm Gewicht: 1,3 kg Taal: Engels - Duits Auteur: Patrick Dasse Prijs 69 euro ISBN 978-3-87166-067-2 Een uitgave van Dingwort Verlag, Duitsland https://dingwort-verlag.de/alfa-romeo/19/alfa-romeo-berlina?c=5
0 Comments
Leave a Reply. |
AuteurGerrit Brand, neerlandicus, woonachtig in Groningen, schrijver, piloot, ondernemer, zes romans gepubliceerd, Tolvlucht, Omnia Uitgevers, 2007. Bij uitgeverij Nobelman: Een heel nieuw leven, 2011; De wegen van Valentina, 2014; De Amerikaan, 2019; Le Mans, 2021; Cinemascope, 2023. Archives
September 2024
Het lage podium staat vol met apparatuur. 't Is 2010 maar het ziet eruit als 1968. Microfoonstandaards, snoeren, een Rolandorgel, een uitgebreid drumstel samengesteld uit transparante trommels, van de achteren af doorlicht. Blauwe en gele spots. Een blonde Fries staat bij het podium. 'Ken je de band nog van vroeger?' vraag ik. 'Ik heb de elpee,' luidt het antwoord, ' 't is een cultband, hè? Dat ze nog bestaan!' 'Volgens mij zijn ze jarenlang uit de running geweest (Ik heb me gedocumenteerd op internet alvorens naar Drachten (of all places) af te reizen), alleen de bassist is nog over van de originele bezetting.' De zaal is slechts gevuld met een handjevol mensen. Ik ben niet de jongste, maar ook zeker niet de oudste. Veel grijs, spijkerbroeken, slierterig lang haar. Een mooie zaal, ideaal voor rockconcerten, met een prachtige bar. Authentieke barkeepers, gouden oorringen en tatoeages, petjes, Harley Davidson op de borst. Plastic bekertjes (vroeger had je nog echte glazen, stond je tijdens een rockconcert vaak in de glasscherven, moest je schoenen aantrekken met stevige zolen), mijn god, je moet betalen met muntjes. Stop een tientje in een automaat en er rollen zes plastic muntjes uit. Een bier is één muntje, hoeveel kost dan één biertje? Ik bied de Fries ook maar een pilsje aan en vraag hem hoe oud hij is. Achtenvijftig, ik had hem jonger geschat. Hij heeft iets jongensachtigs, is dat rock 'n roll? Hij vertelt dat hij vaak, overal en nergens, in de provincie naar rockconcerten gaat. De oude namen, Ten Years After, Focus en nu Iron Butterfly, als feniksen uit de as herrezen zijn ze er om de zoveel jaar weer, back on stage, als jonge goden. Eindelijk komt de band op. Links het orgel, Boris Karloff (met lang haar) bespeelt hem, de drummer heeft bij Wishbone Ash gespeeld, rechtst de gitarist, afkomstig uit Seattle, en in het midden, vóór op het podium op een barkruk geleund, stram in de dunne benen, moeizaam bewegend, de benige vingers omwikkeld met leukoplast, bassist Lee Dorman. Petje, bril. Er wordt meteen ingezet en het geluid is overweldigend. In de sixties heette het psychedelische rock, ik zou het hardrock willen noemen. Enkele nummers, lang uitgesponnen, gierende gitaar, meeslepend orgel, hakkende drummer, drijvende bas. Mummelende Dorman, onverstaanbaar. Wat zegt-ie, wat zegt-ie? Schouderophalen, gelach. Vingers omhoog, geweldig. De jaren vallen van de schouders. Wat heb ik de afgelopen veertig jaar gedaan, meegemaakt? Vergeet het, we zijn weer terug bij het begin. Een mens verandert niet, je karakter ligt vast. Dorman mompelt iets van Harley Davidson en begint te zingen, Easy Rider. Pegs of people line the street / A ball and chain around their feet / Waitin' for a weekend treat / But Easy Rider's got 'em all beat 'cause / Easy rider, he's a glider / (Easy) Freedom, every day... Hier komen we voor. Nog een paar nummers, hetzelfde recept, jankende gitaar, dreunende orgeltonen, primair drumwerk, een heftig plukkende bassist die het ritme voortdurend opjaagt. Dan is het zover en wordt In-a-gadda-da-vida ingezet. Eerst het orgel, dan de gitaar die de lucht lijkt te willen verscheuren. Twee blonde meiden dringen zich naar voren. Toch nog twee groupies voor opa, maar hij ziet ze niet, hoeft ze ook niet, zou niet meer weten wat-ie met ze aanmoest. Als de drummer zijn minutenlang durende solo inzet, haalt Dorman moeizaam (geholpen door een roadie) zijn instrument van zijn schouder om zich stijf naar de zijkant van het podium te bewegen. Daar drinkt hij een pilsje, net als wij uit een plastic glaasje. De tijd van drugs is voorbij, het is nu zaak om overeind te blijven, nog zo lang mogelijk te blijven ademen. Prachtig die drumsolo, hij duurt en hij duurt maar. Steeds weer nieuwe variaties, holle klanken, felle klanken, blikkerige, dreunende. Je vraagt je af waarom ze daar in de jaren zeventig nu ineens zo'n hekel aan kregen. Als we terugrijden zijn we het erover eens, dit was een bevredigend concert, ruw, ongepolijst, met de dood op de hielen gespeeld, maar zonder concessies. Rock 'n roll gaat een leven lang mee. Archives
September 2024
Categories |
official website [Copyright © Gerrit Brand 2010-2024]
All rights reserved GerritBrand.nl Website is NOT responsible for any external link on the website Powered by: Uitgeverij Nobelman |
Contact
Uitgeverij Nobelman Emdenweg 3 9723 TA Groningen The Netherlands Tel: + 31 (0) 6 50831893 e-mail : [email protected] |