Gerrit Brand |
Het zal niemand ontgaan zijn dat de overheid bezuinigt op kunst en cultuur. In Den Haag wordt op het moment van schrijven een demonstratie gehouden onder de naam ‘De mars der beschaving’. De NRC staat er vol mee, semi-filosofische discussies over kunst, cultuur en de vraag wat ‘beschaving’ nu eigenlijk is. Ben je onbeschaafd als je voor de bezuinigingen bent, als je dus vindt dat kunstenaars (en onder deze noemer schaar ik voor het gemak maar even iedereen die in welk opzicht en in welke vorm dan ook met kunst bezig is) hun eigen broek maar moeten gaan ophouden? Als jouw kunst verkoopt, prima, dan heb je bestaansrecht als kunstenaar (althans je mag er je beroep van maken) en als je kunst niet verkoopt, dan moet je het maar voor je plezier blijven doen, kunst maken dus. Meestal ben ik het niet met deze regering eens en ik hou al helemaal niet van populisme. Ben nog van het oude stempel, we hebben stemrecht, kiezen eens in de vier jaar onze volksvertegenwoordigers en daar moeten we het meedoen. Niet zeuren, geen populistisch gedoe als referenda, opruiende praatjes van politici en dergelijke. Ouderwetse politiek, bedreven door nette, geschoolde politici. (Dat tegenwoordig Jan en alleman maar in het parlement zitting kan komen nemen (ik doel natuurlijk op de politici van de PVV) is me een doorn in het oog; het ergste is overigens dat het nog went ook, al die rare lui op tv, en dat je ze normaal gaat vinden; daarin schuilt dus een gevaar). En toch heb ik eigenlijk niets tegen bezuinigingen op kunst en cultuur. Waarom niet? Omdat ik mijn hele leven al als zelfstandig ondernemer werkzaam ben en alle ups en downs van het bedrijfsleven, die je maar kunt bedenken meegemaakt heb. Ik heb als uitgever nooit subsidie voor wat voor project dan ook aangevraagd, hoewel dat achteraf gezien best gekund had, maar het kwam gewoon niet bij me op. Ik heb altijd gevonden en vind nog steeds, dat als jij iets ‘geks’ bedenkt, iets waarmee jij je wilt profileren, een tijdschrift, een boek, een theaterstuk, een schilderij dat je wilt maken, dat je dat dan gewoon moet doen. Jij moet zelf staan voor de tijd, energie en eventuele kosten, die je er in stopt. Terugblikkend, kan ik constateren dat ik mijn hele leven zo’n beetje geschreven heb. Meestal werd een manuscript niet afgemaakt, of belandde het in een la, totdat eindelijk in 2007 een uitgever mijn roman Tolvlucht wilde uitbrengen. Het verkocht, in bepaalde kringen, redelijk, maar niet genoeg om er meteen een nieuwe druk achteraan te gooien. Nu heb ik een tweede roman gereed, maar denk je nou dat ik, omdat er al een boek van me gepubliceerd is, gemakkelijk een uitgever kan vinden? Nee dus, want uitgevers in Nederland zijn onderhevig aan de wetten van vraag en aanbod en gaan geen financiële risico’s aan, als ze niet redelijk zeker zijn winst te zullen maken of er op zijn minst uit te zullen springen. Daarom brengen ze wel boeken uit, hoe middelmatig die ook zijn, van bijvoorbeeld bekende Nederlanders (want dan weet je zeker dat je genoeg verkoopt om wat te verdienen), maar liever niet van onbekende schrijvers, want bij die moet je (even afgezien van de kwaliteit) eerst maar het geluk hebben dat ze überhaupt door recensenten en in hun kielzog door het ‘grote’ publiek opgepikt worden. Maar klaag ik daarover? Nee, ik heb er eigenlijk wel begrip voor. Betekent dit dat ik niet meer schrijf? Nee, echter wel dat ik niet fulltime schrijf, want ik moet werken voor de kost. Soms vervelend werk doen, wat me afleidt van datgene wat ik het liefst zou doen: schrijven. Mijn schrijverij is onderhevig aan de wetten van vraag en aanbod. Ik krijg geen subsidie. Waarom krijgen schrijvers eigenlijk überhaupt subsidie in de vorm van werkbeurzen (lekker een half jaar in Italië zitten om vervolgens een boek af te leveren waar de uitgever nog verlies op lijdt ook)? Er zijn trouwens ook schrijvers die wel goed verkopen en ook werkbeurzen krijgen. Die hebben dan mooi wat extra inkomsten. Ik gun het ze van harte. Maar op de een of andere manier voel ik niets voor dat circus. Ik hou ervan zelf mijn kostje bij elkaar te scharrelen. Als ik geen subsidie krijg, nou dan maar niet, maar dat betekent niet dat ik als kunstenaar het bijltje erbij neergooi. Want dan zou ik immers geen echte kunstenaar zijn. Kunst moet van binnenuit komen, vanuit het hart, geïnspireerd zijn. Dat klinkt erg ouderwets, het betekent ook niet dat je als kunstenaar niet aan je kunst moet werken, er bewust voor moet gaan zitten of staan (op inspiratie kun je niet wachten), maar het betekent naar mijn mening wel, dat als je geen kunst zou maken als je er geen geld voor zou krijgen, dat je dan gewoon geen echte kunstenaar bent. Ik weet het, er zijn allerlei uitzonderingen te bedenken, en de overheid ziet dat gelukkig ook, belangrijke orkesten, theater- en balletgezelschappen, kunstuitingen waar heel veel mensen bij betrokken zijn en die eigenlijk niet rendabel te maken zijn, mogen, ja moeten gewoon gesubsidieerd blijven worden (noem het ‘betaald’, dat is een beter woord) omdat ze moeten blijven bestaan. Maar individuele kunstenaars en kleine ‘gezelschappen’, filmmaatschappijtjes en noem maar op, die eigenlijk niet of nauwelijks publiek trekken moeten wat mij betreft gewoon zichzelf maar zien te bedruipen. Hun kunst eventueel uit eigen zak betalen, als ze het zo belangrijk vinden. Betekent dit dat ik een rechtse bal ben? Absoluut niet, integendeel, mijn hart ligt en zal altijd liggen bij de zwakkeren in de samenleving. De vraag is echter hoe zwak iemand is en hoeveel hulp hij of zij verdient.
4 Comments
Jan Bontje, columnist
6/27/2011 09:12:20 pm
Ik ben tegen de bezuinigingen op kunst en cultuur.
Reply
6/28/2011 12:40:20 am
Eigenlijk vind ik 'wel of niet subsidie voor kunst en cultuur' te algemeen om een discussie over te voeren. Dan kun je bijna niet anders dan in heel algemene termen spreken. Het is zo'n alles-of-niets discussie waarbij tegenstellingen duidelijk worden maar waar onmogelijk genuanceerd over gesproken kan worden. En uiteindelijk heb je alleen maar patstellingen. Bij de discussie die hier wordt aangehaald wordt door de protesterende kunstenaars herhaalde malen gesteld: "wij begrijpen dat er bezuinigingen plaats moeten vinden. Het gaat alleen om de manier waarop dat gebeurt". Het is dus niet: geen subsidie vs subsidie of: bezuinigen of niet bezuinigen.
Reply
7/3/2011 06:13:15 pm
Beste Gerrit,
Reply
Leave a Reply. |
AuteurGerrit Brand, neerlandicus, woonachtig in Groningen, schrijver, piloot, ondernemer, zes romans gepubliceerd, Tolvlucht, Omnia Uitgevers, 2007. Bij uitgeverij Nobelman: Een heel nieuw leven, 2011; De wegen van Valentina, 2014; De Amerikaan, 2019; Le Mans, 2021; Cinemascope, 2023. Archives
September 2024
Het lage podium staat vol met apparatuur. 't Is 2010 maar het ziet eruit als 1968. Microfoonstandaards, snoeren, een Rolandorgel, een uitgebreid drumstel samengesteld uit transparante trommels, van de achteren af doorlicht. Blauwe en gele spots. Een blonde Fries staat bij het podium. 'Ken je de band nog van vroeger?' vraag ik. 'Ik heb de elpee,' luidt het antwoord, ' 't is een cultband, hè? Dat ze nog bestaan!' 'Volgens mij zijn ze jarenlang uit de running geweest (Ik heb me gedocumenteerd op internet alvorens naar Drachten (of all places) af te reizen), alleen de bassist is nog over van de originele bezetting.' De zaal is slechts gevuld met een handjevol mensen. Ik ben niet de jongste, maar ook zeker niet de oudste. Veel grijs, spijkerbroeken, slierterig lang haar. Een mooie zaal, ideaal voor rockconcerten, met een prachtige bar. Authentieke barkeepers, gouden oorringen en tatoeages, petjes, Harley Davidson op de borst. Plastic bekertjes (vroeger had je nog echte glazen, stond je tijdens een rockconcert vaak in de glasscherven, moest je schoenen aantrekken met stevige zolen), mijn god, je moet betalen met muntjes. Stop een tientje in een automaat en er rollen zes plastic muntjes uit. Een bier is één muntje, hoeveel kost dan één biertje? Ik bied de Fries ook maar een pilsje aan en vraag hem hoe oud hij is. Achtenvijftig, ik had hem jonger geschat. Hij heeft iets jongensachtigs, is dat rock 'n roll? Hij vertelt dat hij vaak, overal en nergens, in de provincie naar rockconcerten gaat. De oude namen, Ten Years After, Focus en nu Iron Butterfly, als feniksen uit de as herrezen zijn ze er om de zoveel jaar weer, back on stage, als jonge goden. Eindelijk komt de band op. Links het orgel, Boris Karloff (met lang haar) bespeelt hem, de drummer heeft bij Wishbone Ash gespeeld, rechtst de gitarist, afkomstig uit Seattle, en in het midden, vóór op het podium op een barkruk geleund, stram in de dunne benen, moeizaam bewegend, de benige vingers omwikkeld met leukoplast, bassist Lee Dorman. Petje, bril. Er wordt meteen ingezet en het geluid is overweldigend. In de sixties heette het psychedelische rock, ik zou het hardrock willen noemen. Enkele nummers, lang uitgesponnen, gierende gitaar, meeslepend orgel, hakkende drummer, drijvende bas. Mummelende Dorman, onverstaanbaar. Wat zegt-ie, wat zegt-ie? Schouderophalen, gelach. Vingers omhoog, geweldig. De jaren vallen van de schouders. Wat heb ik de afgelopen veertig jaar gedaan, meegemaakt? Vergeet het, we zijn weer terug bij het begin. Een mens verandert niet, je karakter ligt vast. Dorman mompelt iets van Harley Davidson en begint te zingen, Easy Rider. Pegs of people line the street / A ball and chain around their feet / Waitin' for a weekend treat / But Easy Rider's got 'em all beat 'cause / Easy rider, he's a glider / (Easy) Freedom, every day... Hier komen we voor. Nog een paar nummers, hetzelfde recept, jankende gitaar, dreunende orgeltonen, primair drumwerk, een heftig plukkende bassist die het ritme voortdurend opjaagt. Dan is het zover en wordt In-a-gadda-da-vida ingezet. Eerst het orgel, dan de gitaar die de lucht lijkt te willen verscheuren. Twee blonde meiden dringen zich naar voren. Toch nog twee groupies voor opa, maar hij ziet ze niet, hoeft ze ook niet, zou niet meer weten wat-ie met ze aanmoest. Als de drummer zijn minutenlang durende solo inzet, haalt Dorman moeizaam (geholpen door een roadie) zijn instrument van zijn schouder om zich stijf naar de zijkant van het podium te bewegen. Daar drinkt hij een pilsje, net als wij uit een plastic glaasje. De tijd van drugs is voorbij, het is nu zaak om overeind te blijven, nog zo lang mogelijk te blijven ademen. Prachtig die drumsolo, hij duurt en hij duurt maar. Steeds weer nieuwe variaties, holle klanken, felle klanken, blikkerige, dreunende. Je vraagt je af waarom ze daar in de jaren zeventig nu ineens zo'n hekel aan kregen. Als we terugrijden zijn we het erover eens, dit was een bevredigend concert, ruw, ongepolijst, met de dood op de hielen gespeeld, maar zonder concessies. Rock 'n roll gaat een leven lang mee. Archives
September 2024
Categories |
official website [Copyright © Gerrit Brand 2010-2024]
All rights reserved GerritBrand.nl Website is NOT responsible for any external link on the website Powered by: Uitgeverij Nobelman |
Contact
Uitgeverij Nobelman Emdenweg 3 9723 TA Groningen The Netherlands Tel: + 31 (0) 6 50831893 e-mail : [email protected] |