Gerrit Brand |
Tekst Gerrit Brand Na zestien jaar niets gepubliceerd te hebben komt Cormac McCarthy aan het eind van dit jaar met twee nieuwe romans uit. De passagier is de eerste, op 6 december volgt nog een boek, Stella Maris, dat een aanvulling op deze eerste schijnt te zijn. Je hebt van die schrijvers die je op de automatische piloot leest. Zoals Proust en Faulkner. Op de automatische piloot, omdat je hun lange meanderende zinnen op een gegeven moment niet meer kunt volgen. Te vermoeiend om alle zinswendingen en wijdlopigheden nauwkeurig te blijven volgen. Wat dan overblijft is de sfeer en algemene indruk van het werk. Cormac McCarthy is – in veel van zijn boeken – ook zo’n schrijver. Ik denk aan wat velen zijn beste roman vinden: Blood Meridian. Ook zo’n boek waar je je echt op moet concentreren om alles eruit te halen wat de schrijver erin heeft gestopt. Het zal rond 2012 geweest zijn dat ik de film No country for old men (2007) op tv zag. Een Amerikaanse neo-western van de gebroeders Coen met in de hoofdrol Javier Bardem (bekend van onder andere Vicky Cristina Barcelona (2008) van Woody Allen). Hij speelt de rol van Anton Chigurh speelt, een psychopathische moordenaar zonder geweten, spijt en medelijden. Hij doodt mensen met een slagpinwapen, een schietmasker waar dieren voor de slacht mee door de kop geschoten worden. Bizar. Al googelend zag ik dat de film gemaakt was naar een boek van Cormac McCarthy. Boek gekocht en meteen verkocht. Ik dus. Verkocht. Wat een geweldige schrijver. Zijn boeken staan erom bekend veel geweld te bevatten. De verhalen spelen zich veelal af in het zuiden van de Verenigde Staten, tegen de Mexicaanse grens aan. Cormac McCarthy (1933) schreef vanaf 1965 het ene boek na het andere. In het begin zoals dat gaat zonder al te veel succes. Ik las ooit dat hij jarenlang, zoals een rechtgeaarde Amerikaan betaamt, in een camper woonde. De ene na de andere vrouw verliet hem omdat hij alleen maar zat te schrijven en nooit zorgde dat er ook eens wat geld verdiend werd. Armoede troef met Cormac. Maar na de publicatie van All the pretty horses in 1992 keerde het tij voor McCarthy en kreeg hij algemeen erkenning als schrijver. Tot die tijd verkocht geen enkel boek van hem meer dan 5000 exemplaren en werd hij gezien als Amerika’s beste onbekende schrijver. Een echte writer’s writer. Hoe dan ook, toen ik hem ontdekte was hij al beroemd. Een heel bekend boek van hem is The Road dat ook verfilmd is en uit 2006 stamt. Sinds die tijd – McCarthy was toen al 73 – was er geen boek meer van hem verschenen. Het enige nieuws dat je over hem aan de weet kwam was via de Cormac McCarthy Society, een club van geïnteresseerde lezers én literatuurwetenschappers, die geregeld conferenties over zijn werk houden, in de VS én in het buitenland: Europa en Australië. Maar nu is er dan een nieuwe roman van Cormac McCarthy, De passagier. En vanaf 6 december a.s. komt daar zelfs een tweede boek bij met de titel Stella Maris. Vanaf die datum zullen beide boeken in een cassette te koop zijn. Ik kijk ernaar uit. Ik zat Het gehucht van William Faulkner te lezen toen De passagier bij me in de brievenbus belandde. Wel toepasselijk (en – ik zweer het – toevallig) want William Faulkner is een van de grote voorbeelden van Cormac McCarthy. Het gehucht is het eerste deel uit de zogenaamde Snopes-trilogie waarvan de eerste twee in het Nederlands vertaald zijn. Ik heb ze alle drie en zal de derde dus in het Engels moeten lezen. The Hamlet (Het gehucht), The town (Het stadje) en The mansion. Het gehucht is echt zo’n boek waar in het begin kop noch staart aan zit. Lange zinnen. Veel bijzinnen. Voordat je het weet ben je de draad kwijt. Als Cormac McCarthy-adept begon ik meteen in De passagier. Ik dacht nog even: lekker lezen, maar net als bij Faulkner ook nu weer volkomen onbegrijpelijke stukken tekst waarvan je hoopt dat ze later duidelijk worden. McCarthy is een fan van Faulkner en zijn stijl zal – vooral in Blood Meridian – vast door de meester beïnvloed zijn. Nu spreek ik mijn eigen betoog misschien tegen als ik zeg dat De passagier bepaald geen boek is vol lang Faulkneriaanse zinnen. McCarthy is wat dat betreft geëvolueerd. Maar het raadselachtige karakter dat je ook in het werk van Faulkner vindt en dat de tekst af en toe ondoorgrondelijk maakt zit zeker ook in De passagier. In het begin heb je geen idee waar het over gaat. Typisch Cormac McCarthy. Het boek begint met een aantal cursief gezette pagina’s. Heel cryptisch. Nu zijn er al aardig wat recensies van het boek verschenen en het is onder recensenten usance om in het kort het verhaaltje, de plot voor zover die erin zit, weer te geven. Ik verraad dus niks als ik zeg dat de stukken cursieve tekst die door het hele boek heen voorkomen de gedachtewereld van de overleden zus van de hoofdpersoon – Western (what’s in a name?) – weergeven. Zij was schizofreen (blijkt trouwens nergens uit in de tekst behalve dan dat die behoorlijk onbegrijpelijk is) en Western had een incestueuze verhouding met haar. Bijzonder. Western is een duiker die vooral op olieboorplatforms werkt in zee. Tijdens een duikopdracht stuiten hij en zijn maat op een neergestort vliegtuig waar de dode bemanning nog in zit, maar één persoon is verdwenen. De FBI of anderszins geheimagenten maken Western het leven zuur. Ze willen weten wat hij weet. Maar hij weet niks. Westerns vader was een geleerde die in de jaren veertig meewerkte aan het ontwikkelen van de atoombommen die op Hiroshima en Nagasaki werden afgeworpen. Dat feit schijnt ook iets met het verdwijnen van de passagier te maken te hebben. Maar hoe het nu werkelijk allemaal zit, daar komen wij niet achter. De passagier is een thriller, maar ook een psychologisch (familie)drama. U zegt het maar. Nu is Cormac McCarthy een schrijver met bepaalde eigenaardigheden. Hij houdt niet van aanhalingstekens en staat erom bekend schaamteloos zinnen aan elkaar te breien door middel van het voegwoordje en. Daarnaast schrijft hij veel in dialoogvorm. Dus zonder aanhalingstekens. Hele lappen gesprekken achter elkaar waarbij je af en toe helemaal de kluts kwijt raakt en moet nagaan wie er ook al weer aan het woord is. Mijn redacteur zou zeggen: onsamenhangend, wees duidelijker en zet er eens aanhalingstekens in. Na honderddertig pagina’s weet je nog niet waar je aan toe bent. Soms weet je zelfs niet meer in welke tijd je je bevindt. Ineens is het bijvoorbeeld 1980. Het verhaal is moeilijk te volgen. Maar omdat McCarthy zo’n goede schrijver is pakt de roman je wel. Je leest door. Je blijft doorlezen. Laten we het eens hebben over Cormac McCarthy’s invloed op mij. Books are made out of books, zei McCarthy tegen een interviewer van het New York Times Magazine (een van zijn schaarse interviews). En dat klopt. Zelf kom ik ook altijd van het ene op het andere boek en wat je leest komt op de een of andere manier vaak in je eigen werk terecht. Je zou ook kunnen zeggen dat kunst van kunst gemaakt wordt. Ik weet zeker dat hetzelfde geldt voor beeldend kunstenaars, filmmakers, componisten etc. Cormac McCarthy bracht – net als Sam Shepard van wie ik inmiddels twee boeken vertaald heb; ik ben met de derde (Day out of Days) bezig – veel tijd door in het Santa Fe Institute Het Santa Fe Institute in New Mexico is een broedplaats voor ideeën van vooral natuurwetenschappers. Maar op de een of andere manier heeft het een grote aantrekkingskracht op (oudere) schrijvers als Sam Shepard (overleden in 2017) en Cormac McCarthy. De onderzoekers aan het Santa Fe Institute proberen de onderliggende, gemeenschappelijke patronen in complexe fysieke, biologische, sociale, culturele, technologische en zelfs mogelijke astrobiologische werelden te begrijpen en met elkaar te verenigen. Het netwerk verenigt nieuwsgierige geesten die doordrongen zijn van strenge logische, wiskundige en computationele redeneringen. Ze proberen de onzichtbare mechanismen en processen bloot te leggen die deze evoluerende werelden vormgeven en deze te gebruiken om het welzijn van de mensheid en het leven op aarde te bevorderen. (Ik moet bekennen: ik heb dit min of meer van de site van het instituut gepikt). Het zal duidelijk zijn dat het om hoogwaardig denkwerk gaat. Cormac McCarthy heeft zich sinds zijn laatst verschenen boek in 2006 helemaal ondergedompeld in deze wereld. En dat op zijn leeftijd. Het is te merken want in De passagier kom je hele bladzijden tegen met wetenschappelijke theorieën. Quantummechanica. Hele verhalen over de snaretheorie, het heelal, gedachten over Einstein en ga zo maar door. In wezen kun je die net zo goed overslaan, want voor een leek op natuurkundig gebied is er eerlijk gezegd geen touw aan vast te knopen. Dikdoenerij dus. Maar mag het op je 90ste? Toch: op de een of andere manier spreekt zijn geschrijf over techniek me zeer aan. Hij noemt auto’s, modellen: op een gegeven moment maakt hij een mooie rit met een Maserati Bora (met Citroën techniek) uit de jaren 1973. En zelfs Colin Chapman, de oprichter van het automerk Lotus, die al sinds 1982 dood is, wordt genoemd in een passage over autoracen dwars door Parijs. Zelf heb ik dat ook, die voorliefde voor klassieke auto’s. Zal mijn Gymnasium β scholing wel zijn. Larry McMurtry (bekend van Lonesome dove, 1985) schreef ooit dat iemand na z’n 66ste niet meer zou moeten schrijven. Omdat de spankracht dan weg zou zijn. Wat hem niet belette zelf tot op z’n 80ste door te schrijven. Cormac McCarthy is 89. Dit is wellicht niet zijn beste boek. Te veel gelul waar geen touw aan vast te knopen is. Maar het is wel een heerlijk boek om te lezen. Vol met ideeën. Iemand wordt achterna gezeten door de geheime dienst, de FBI. Ergens van beschuldigd. U staat onder arrest. Maar er is geen aanklacht en de gearresteerde, Western, kan gewoon zijn gang blijven gaan. Kafkaësk! Het schijnt dat Cormac McCarthy vijftig jaar lang met dit boek bezig geweest is. En het dan nu eindelijk afgemaakt heeft. Zou kunnen want je komt wel erg veel fragmentarische stukken tegen. Zoals een bizar verhaal over de Kennedy’s. Het boek bestaat veelal uit gedachtenflarden. Vooral in de cursieve delen. Bespiegelingen over de gedachten van baby’s als ze geboren worden. En over ‘iemand de schuld geven’ want als ‘niemand schuld heeft, hoe kan er dan gerechtigheid zijn.’ Dat soort zaken waar je – omdat het boek vaak zo staccatoachtig geschreven is – al gauw overheen leest. Tegen het eind gaat het ineens over Amati-violen. En helemaal aan het eind gaat het over iemand die blijkbaar in Spaanse burgeroorlog is neergeschoten. Wordt verder helemaal niet uitgelegd. Je moet om Cormac McCarthy te lezen zelf behoorlijk belezen zijn. Vandaar een writer’s writer? Na het lezen van De passagier weet je nog niks. Je hebt een thriller en familiedrama in één gelezen. Het lijkt allemaal onderdeel van een groter geheel. Binnenkort komt Stella Maris uit. Zou in dat boek het mysterie rondom Western en zijn schizofrene zusje worden opgeklaard? Of is het een verkooptruc? De passagier, Cormac McCarthy, hardcover, 432 pag’s, Arbeiderspers. Uitstekend vertaald door Arjaan en Thijs van Nimwegen.
0 Comments
Leave a Reply. |
AuteurGerrit Brand, neerlandicus, woonachtig in Groningen, schrijver, piloot, ondernemer, zes romans gepubliceerd, Tolvlucht, Omnia Uitgevers, 2007. Bij uitgeverij Nobelman: Een heel nieuw leven, 2011; De wegen van Valentina, 2014; De Amerikaan, 2019; Le Mans, 2021; Cinemascope, 2023. Archives
September 2024
Het lage podium staat vol met apparatuur. 't Is 2010 maar het ziet eruit als 1968. Microfoonstandaards, snoeren, een Rolandorgel, een uitgebreid drumstel samengesteld uit transparante trommels, van de achteren af doorlicht. Blauwe en gele spots. Een blonde Fries staat bij het podium. 'Ken je de band nog van vroeger?' vraag ik. 'Ik heb de elpee,' luidt het antwoord, ' 't is een cultband, hè? Dat ze nog bestaan!' 'Volgens mij zijn ze jarenlang uit de running geweest (Ik heb me gedocumenteerd op internet alvorens naar Drachten (of all places) af te reizen), alleen de bassist is nog over van de originele bezetting.' De zaal is slechts gevuld met een handjevol mensen. Ik ben niet de jongste, maar ook zeker niet de oudste. Veel grijs, spijkerbroeken, slierterig lang haar. Een mooie zaal, ideaal voor rockconcerten, met een prachtige bar. Authentieke barkeepers, gouden oorringen en tatoeages, petjes, Harley Davidson op de borst. Plastic bekertjes (vroeger had je nog echte glazen, stond je tijdens een rockconcert vaak in de glasscherven, moest je schoenen aantrekken met stevige zolen), mijn god, je moet betalen met muntjes. Stop een tientje in een automaat en er rollen zes plastic muntjes uit. Een bier is één muntje, hoeveel kost dan één biertje? Ik bied de Fries ook maar een pilsje aan en vraag hem hoe oud hij is. Achtenvijftig, ik had hem jonger geschat. Hij heeft iets jongensachtigs, is dat rock 'n roll? Hij vertelt dat hij vaak, overal en nergens, in de provincie naar rockconcerten gaat. De oude namen, Ten Years After, Focus en nu Iron Butterfly, als feniksen uit de as herrezen zijn ze er om de zoveel jaar weer, back on stage, als jonge goden. Eindelijk komt de band op. Links het orgel, Boris Karloff (met lang haar) bespeelt hem, de drummer heeft bij Wishbone Ash gespeeld, rechtst de gitarist, afkomstig uit Seattle, en in het midden, vóór op het podium op een barkruk geleund, stram in de dunne benen, moeizaam bewegend, de benige vingers omwikkeld met leukoplast, bassist Lee Dorman. Petje, bril. Er wordt meteen ingezet en het geluid is overweldigend. In de sixties heette het psychedelische rock, ik zou het hardrock willen noemen. Enkele nummers, lang uitgesponnen, gierende gitaar, meeslepend orgel, hakkende drummer, drijvende bas. Mummelende Dorman, onverstaanbaar. Wat zegt-ie, wat zegt-ie? Schouderophalen, gelach. Vingers omhoog, geweldig. De jaren vallen van de schouders. Wat heb ik de afgelopen veertig jaar gedaan, meegemaakt? Vergeet het, we zijn weer terug bij het begin. Een mens verandert niet, je karakter ligt vast. Dorman mompelt iets van Harley Davidson en begint te zingen, Easy Rider. Pegs of people line the street / A ball and chain around their feet / Waitin' for a weekend treat / But Easy Rider's got 'em all beat 'cause / Easy rider, he's a glider / (Easy) Freedom, every day... Hier komen we voor. Nog een paar nummers, hetzelfde recept, jankende gitaar, dreunende orgeltonen, primair drumwerk, een heftig plukkende bassist die het ritme voortdurend opjaagt. Dan is het zover en wordt In-a-gadda-da-vida ingezet. Eerst het orgel, dan de gitaar die de lucht lijkt te willen verscheuren. Twee blonde meiden dringen zich naar voren. Toch nog twee groupies voor opa, maar hij ziet ze niet, hoeft ze ook niet, zou niet meer weten wat-ie met ze aanmoest. Als de drummer zijn minutenlang durende solo inzet, haalt Dorman moeizaam (geholpen door een roadie) zijn instrument van zijn schouder om zich stijf naar de zijkant van het podium te bewegen. Daar drinkt hij een pilsje, net als wij uit een plastic glaasje. De tijd van drugs is voorbij, het is nu zaak om overeind te blijven, nog zo lang mogelijk te blijven ademen. Prachtig die drumsolo, hij duurt en hij duurt maar. Steeds weer nieuwe variaties, holle klanken, felle klanken, blikkerige, dreunende. Je vraagt je af waarom ze daar in de jaren zeventig nu ineens zo'n hekel aan kregen. Als we terugrijden zijn we het erover eens, dit was een bevredigend concert, ruw, ongepolijst, met de dood op de hielen gespeeld, maar zonder concessies. Rock 'n roll gaat een leven lang mee. Archives
September 2024
Categories |
official website [Copyright © Gerrit Brand 2010-2024]
All rights reserved GerritBrand.nl Website is NOT responsible for any external link on the website Powered by: Uitgeverij Nobelman |
Contact
Uitgeverij Nobelman Emdenweg 3 9723 TA Groningen The Netherlands Tel: + 31 (0) 6 50831893 e-mail : [email protected] |