Gerrit Brand |
Hoe zou het toch komen dat ik altijd zin heb om een stukje te schrijven, een juichend stukje, na het zien en horen van een muzikale act en eigenlijk nooit na het lezen van geweldige roman? Misschien is het een soort luiheid. Om iets zinnigs over een roman te zeggen moet je namelijk wel even goed nadenken. Want waarom heeft die roman je zo gegrepen dat je er iets over wilt schrijven? Was het het verhaal, het taalgebruik, de sfeer die uit het boek sprak, de opbouw en structuur van het boek, of is het vooral de schrijver die je aanspreekt? Kortom, als je over een boek begint moet je met goede argumenten komen en een ‘intellectueel’ stuk fabriceren. Maar muziek is eenvoudiger. Je hebt de artiest en de muziek die hij/zij maakt en daar ga je voor plat of niet. Om er een stukje over te schrijven hoef je niet de diepte in. Gewoon even een stukje uit de typemachine raffelen is voldoende. Onlangs zat ik wat te googlen op John Mayall en zag ik, tot mijn verbazing en genoegen, dat hij op niet al te lange termijn in Leeuwarden op zou treden. Ik heb onmiddellijk een paar kaartjes geboekt. Het enige nummer dat ik tot voor kort van hem kende was Room to move en dan nog niet eens erg goed. Het is een vreemd, wat rommelig nummer en toch blijft het hangen, dat ene zinnetje room to move. Meneer heeft ruimte nodig om te kunnen bewegen. Daar moet wel iets filosofisch achter zitten. John Mayall kende ik al sinds begin jaren zeventig. De naam dus, want echt iets van hem gekocht, had ik nog nooit. Ik wist ook dat hij wel eens een bezoekje had gebracht aan Cuby & the Blizzards in Grolloo. John Mayall is de Britse Cuby, the Godfather of British blues Rock. John Mayall had altijd één nadeel: hij was te oud voor mij. Hij is geboren in 1933 en ik in 1956. Dat maakt mij een jonkie vergeleken bij hem. Die man is drieëntwintig jaar ouder dan ik. Stel je voor, toen ik me van popmuziek bewust werd, zo rond mijn dertiende, was hij al zesendertig. Zelfs vergeleken bij de Stones was hij een ouwe kerel. Kortom, John Mayall kwam bij mij in mijn jonge jaren niet vaak in beeld. Eigenlijk had hij in de jaren zeventig zijn glorietijd al achter de rug en helemaal toen de Sex Pistols in ’76 doorbraken was het wat mij betreft met figuren als John Mayall (en trouwens ook Cuby) wel gedaan. Pas veel later kwam ik erachter (wijsheid komt met de jaren) dat juist die mensen de beste waren. Inmiddels heb ik mijn ouwe Dual platenspeler weer een ereplek in de kamer gegeven en draai ik af en toe elpees met het idee dat het geluid van vinyl veel beter klinkt dat dat van Spotify. Een half jaartje geleden viste ik bij een antiekzaakje in de stad (Groningen) een elpee met een nogal versleten hoes uit de bak met aanbiedingen voor een euro. Het was Blues from Laurel Canyon van John Mayall. Het vinyl verkeerde in heel wat betere conditie dan de hoes en voor zover hij nog niet grijs was heb ik hem wel grijs gedraaid. Wat een geweldig album is dat. In 1968 verbleef John Mayall in Californië en de songs op Laurel Canyon zijn allemaal geïnspireerd op zijn verblijf aldaar. Hij maakte de elpee vlak nadat zijn band The Bluesbreakers uit elkaar was gevallen. De beroemdste gitarist op Laurel Canyon is Mick Taylor die later nog een paar jaar met de Rolling Stones zou spelen. Wat moet ik er verder van zeggen? Blues from Laurel Canyon is een soort hippieplaat, een bluesalbum met psychedelische trekjes. Zweverige klanken afgewisseld met harde bluesrock. Je waant je terug in de tijd als je naar dat album luistert. En datzelfde overkomt je als je nu, anno 2014, van John Mayall en zijn band een concert bijwoont. Man wat rockt die vent nog. John Mayall mag dan wel eenentachtig zijn maar je merkt er niets van. Het is een en al leven en dynamiek op het podium. Hij heeft zich verzekerd van de medewerking van drie geweldige Amerikaanse muzikanten die stuk voor stuk een kleine veertig jaar jonger zijn dan hij maar de traditie van zijn muziek voort weten te zetten. Jay Davenport, de drummer, hakt er stevig op los alsof hij vanavond nog een heel bos moet omhakken, de bassist Greg Rzab heeft met allerlei grootheden onder wie Jimmy Page gespeeld en zorgt voor een stevig ritme en de Texaanse gitarist Rocky Athas doet niet onder voor Jimmy Page of Walter Trout. De heren spelen keiharde bluesrock waar de Friese zaal plat voor gaat. En af en toe komt dan toch nog even die ouwe psychedelische sfeer terug. Er wordt gerockt in het nummer Walking on Sunset van Blues from Laurel Canyon , er komt heel veel blues met gierende gitaarklanken voorbij en de avond wordt afgesloten met Mayalls enige echte hit Room to move, dat lekker rommelig klinkt maar o zo knap in elkaar zit en heel wat van de muzikanten vergt. John Mayall is een muzikant die tot de laatste snik door zal gaan. Hij geniet van de aandacht van het publiek en is niet te beroerd om voor en na het concert achter een tafel te gaan zitten handtekeningen uit te delen en gesprekjes te voeren met wie dat maar wil. Een grootheid, die John Mayall. Tekst : Gerrit Brand foto's : Suhaila Sahmarani
1 Comment
|
AuteurGerrit Brand, neerlandicus, woonachtig in Groningen, schrijver, piloot, ondernemer, zes romans gepubliceerd, Tolvlucht, Omnia Uitgevers, 2007. Bij uitgeverij Nobelman: Een heel nieuw leven, 2011; De wegen van Valentina, 2014; De Amerikaan, 2019; Le Mans, 2021; Cinemascope, 2023. Archives
September 2024
Het lage podium staat vol met apparatuur. 't Is 2010 maar het ziet eruit als 1968. Microfoonstandaards, snoeren, een Rolandorgel, een uitgebreid drumstel samengesteld uit transparante trommels, van de achteren af doorlicht. Blauwe en gele spots. Een blonde Fries staat bij het podium. 'Ken je de band nog van vroeger?' vraag ik. 'Ik heb de elpee,' luidt het antwoord, ' 't is een cultband, hè? Dat ze nog bestaan!' 'Volgens mij zijn ze jarenlang uit de running geweest (Ik heb me gedocumenteerd op internet alvorens naar Drachten (of all places) af te reizen), alleen de bassist is nog over van de originele bezetting.' De zaal is slechts gevuld met een handjevol mensen. Ik ben niet de jongste, maar ook zeker niet de oudste. Veel grijs, spijkerbroeken, slierterig lang haar. Een mooie zaal, ideaal voor rockconcerten, met een prachtige bar. Authentieke barkeepers, gouden oorringen en tatoeages, petjes, Harley Davidson op de borst. Plastic bekertjes (vroeger had je nog echte glazen, stond je tijdens een rockconcert vaak in de glasscherven, moest je schoenen aantrekken met stevige zolen), mijn god, je moet betalen met muntjes. Stop een tientje in een automaat en er rollen zes plastic muntjes uit. Een bier is één muntje, hoeveel kost dan één biertje? Ik bied de Fries ook maar een pilsje aan en vraag hem hoe oud hij is. Achtenvijftig, ik had hem jonger geschat. Hij heeft iets jongensachtigs, is dat rock 'n roll? Hij vertelt dat hij vaak, overal en nergens, in de provincie naar rockconcerten gaat. De oude namen, Ten Years After, Focus en nu Iron Butterfly, als feniksen uit de as herrezen zijn ze er om de zoveel jaar weer, back on stage, als jonge goden. Eindelijk komt de band op. Links het orgel, Boris Karloff (met lang haar) bespeelt hem, de drummer heeft bij Wishbone Ash gespeeld, rechtst de gitarist, afkomstig uit Seattle, en in het midden, vóór op het podium op een barkruk geleund, stram in de dunne benen, moeizaam bewegend, de benige vingers omwikkeld met leukoplast, bassist Lee Dorman. Petje, bril. Er wordt meteen ingezet en het geluid is overweldigend. In de sixties heette het psychedelische rock, ik zou het hardrock willen noemen. Enkele nummers, lang uitgesponnen, gierende gitaar, meeslepend orgel, hakkende drummer, drijvende bas. Mummelende Dorman, onverstaanbaar. Wat zegt-ie, wat zegt-ie? Schouderophalen, gelach. Vingers omhoog, geweldig. De jaren vallen van de schouders. Wat heb ik de afgelopen veertig jaar gedaan, meegemaakt? Vergeet het, we zijn weer terug bij het begin. Een mens verandert niet, je karakter ligt vast. Dorman mompelt iets van Harley Davidson en begint te zingen, Easy Rider. Pegs of people line the street / A ball and chain around their feet / Waitin' for a weekend treat / But Easy Rider's got 'em all beat 'cause / Easy rider, he's a glider / (Easy) Freedom, every day... Hier komen we voor. Nog een paar nummers, hetzelfde recept, jankende gitaar, dreunende orgeltonen, primair drumwerk, een heftig plukkende bassist die het ritme voortdurend opjaagt. Dan is het zover en wordt In-a-gadda-da-vida ingezet. Eerst het orgel, dan de gitaar die de lucht lijkt te willen verscheuren. Twee blonde meiden dringen zich naar voren. Toch nog twee groupies voor opa, maar hij ziet ze niet, hoeft ze ook niet, zou niet meer weten wat-ie met ze aanmoest. Als de drummer zijn minutenlang durende solo inzet, haalt Dorman moeizaam (geholpen door een roadie) zijn instrument van zijn schouder om zich stijf naar de zijkant van het podium te bewegen. Daar drinkt hij een pilsje, net als wij uit een plastic glaasje. De tijd van drugs is voorbij, het is nu zaak om overeind te blijven, nog zo lang mogelijk te blijven ademen. Prachtig die drumsolo, hij duurt en hij duurt maar. Steeds weer nieuwe variaties, holle klanken, felle klanken, blikkerige, dreunende. Je vraagt je af waarom ze daar in de jaren zeventig nu ineens zo'n hekel aan kregen. Als we terugrijden zijn we het erover eens, dit was een bevredigend concert, ruw, ongepolijst, met de dood op de hielen gespeeld, maar zonder concessies. Rock 'n roll gaat een leven lang mee. Archives
September 2024
Categories |
official website [Copyright © Gerrit Brand 2010-2024]
All rights reserved GerritBrand.nl Website is NOT responsible for any external link on the website Powered by: Uitgeverij Nobelman |
Contact
Uitgeverij Nobelman Emdenweg 3 9723 TA Groningen The Netherlands Tel: + 31 (0) 6 50831893 e-mail : [email protected] |