Gerrit Brand |
Sam Shepard, 5 november 1943 - 27 juli 2017
‘Schrijven is kunst, acteren een vak, een manier om de kost te verdienen’ Tekst Gerrit Brand Op 27 juli 2017 overleed Sam Shepard. Hij genoot grotere bekendheid als acteur dan als auteur. Zeker in Nederland is hij als schrijver niet erg bekend. Tot nu toe werd slechts één boek van hem in het Nederlands vertaald, Motel Chronicles, in 1984. Meer dan dertig jaar geleden dus. Uitgeverij Nobelman probeert daar verandering in te brengen en geeft in 2020 Shepards meest recente roman, The One Inside, in Nederlandse vertaling uit.
0 Comments
Een beschouwing over het werk van Marcel Möring en in het bijzonder zijn nieuwe roman Eden door Gerrit Brand
De nieuwe roman Eden van Marcel Möring is een meesterwerk. Een veelstemmig boek, met verschillende vertelperspectieven. Een filosofische roman waarin het thema tijd een belangrijke rol speelt. Möring vertelt op virtuoze wijze verhalen. Hij creëert voortdurend sfeer en houdt de vaart er goed in. Hoewel er geen plot in het boek zit, is het toch een pageturner. Je wilt weten of het hem gelukt al die verschillende verhaallijnen bij elkaar te brengen en blijft lezen tot je het boek uit hebt. ![]() Eigenlijk zou dit stuk moeten gaan over alle ellende die er in de wereld is. Laten we wel wezen, om ons heen is het een grote horrorshow. In Aleppo zijn de rebellen, de vrijheidsstrijders, de 'terroristen' of hoe je ze maar wilt noemen, verdreven door het regime van Assad met behulp van de Russen, die de hele stad plat gebombardeerd hebben (hoe bouw je zoiets ooit weer op en wie gaat dat betalen?), en de Iraniërs die met hun Hezbollahstrijders uit Libanon op de grond flink huishielden. Een grote moordpartij was het, waarbij vele duizenden onschuldige mensen ongelooflijk leed werd toegebracht. In Berlijn reed een gek uit Tunesië, Anis Amri geheten (klinkt als een artiestennaam), op een kerstmarkt in en vermoordde twaalf mensen en verwondde tientallen anderen. Hij werd afgelopen donderdag doodgeschoten in Milaan. Eigenlijk zou ik moeten schrijven over wat er in de wereld gebeurt. Maar gisteravond gingen we naar een concert van Jan Akkerman en zijn ‘vrienden’. En daar bleek maar weer eens dat kunst tijdloos is en troost verschaft voor al het leed dat constant over ons wordt uitgestort. Ik had Jan Akkerman (net zeventig jaar geworden) nog nooit in levenden lijve zien optreden, tenminste niet bij mijn weten. Kan zijn dat ik hem in de jaren ‘70 ooit op een popfestival gezien heb, maar ik kan het me niet herinneren. Hoe dan ook, deze gitaarlegende trad op in de kleine zaal van de Oosterpoort in Groningen. De man heeft een carrière van vijftig jaar achter de rug en is nog steeds niet uitgespeeld. Brainbox en Focus zijn de bands uit de jaren ‘60 en ‘70 waar iedereen aan moet denken. Ik had Jan Akkerman een paar jaar geleden weer ontdekt via Spotify waarop ik bij toeval een concert van hem op het North Sea Jazzfestival tegenkwam. Dat klonk fantastisch. Wat een swingende muziek. Dat ik dat destijds in de jaren ‘70 nauwelijks waardeerde. Vreemd eigenlijk. In retrospectief is die muziek gewoon ge-wel-dig. Wat een fantastische songs hebben die twee bands, Brainbox en Focus destijds, geproduceerd. Gelukkig had Akkerman zanger Bert Heerink meegenomen die de stukken van Brainbox bijna natuurgetrouw vertolkte (natuurlijk gaat er niets boven die markante stem van Kaz Lux, maar á la). Ook jazzsaxofonist Benjamin Herman was van de partij, wat het hele concert een jazzy touch meegaf. Wat voor muziek is dit eigenlijk? Rock? Blues? Jazz? Jazzrock? Jan Akkermans dochter Laurie zong zo nu en dan ook een nummer en wat zij zong was op een gegeven moment pure Soul. De hele band, die enkele weken door Nederland toert, staat als een huis. De drummer drumt super strak, de bassist zorgt voor een constante aandrijftrein (om in autotermen te blijven), de toetsenist (ik heb hun namen helaas niet paraat) speelt subliem, terwijl Jan Akkerman zelf de mooiste melodieën afgewisseld met scheurende en trekkende solo’s uit zijn gitaar tovert, af en toe bijgestaan door een tweede gitarist, Ruben Hoeke. Op de een of andere manier werkt de machine zo smooth, zo perfect, dat de vergelijking met Formule 1 coureur Max Verstappen bij me opkwam. Jan Akkerman als de Max Verstappen van de rockmuziek, maar ik besef dat het een flauwe vergelijking is, iemand van zeventig vergelijken met een snotneus van achttien. Andersom zou beter zijn, maar je begrijpt wat ik bedoel. Verstappen draait met razende motor zijn rondjes op het circuit en Akkerman werkt zich met scheurende gitaren door het concert heen. Perfect, tijdloos. Even geen last van wat er in de wereld om je heen gebeurt. In de jaren ’70, toen Jan Akkerman wereldberoemd was en werd uitgeroepen tot ‘de beste gitarist van de wereld’ (door de vakpers, maar wie zijn dat?), stond diezelfde wereld ook al op zijn kop. De oorlog in Vietnam liep op zijn eind, maar het terrorisme van de Rode Brigades in Italië en de Baader Meinhof Groep uit Duitsland stond voor de deur. Er werden treinen gekaapt en vliegtuigen en onschuldige mensen zomaar doodgeschoten. De koude oorlog woedde in alle hevigheid en er stond een muur midden in Berlijn. Ook toen was het beeld dat men van de toekomst had bleek. Waar moest dat toch naartoe? Wat voor wereld laten we voor onze kinderen achter? Nu, met 2017 voor de deur, heerst datzelfde gevoel. Is het doemdenken, te veronderstellen dat er weleens een enorme wereldoorlog voor de deur zou kunnen staan? Wordt het oorlog met de islam, die godsdienst die almaar sterker en agressiever lijkt te worden en maar een doel heeft, namelijk de hele wereld veroveren? Maar tijdens het concert van Jan Akkerman en de zijnen zat ik te denken dat wat zij lieten horen niet wezenlijk anders was dan wat ze in de jaren ‘70 speelden. Goede popmuziek (laten we het zó maar even noemen) verandert nauwelijks. Hier zijn kunstenaars aan het werk. Kunstenaars blijven op hun eigen manier hun werk maken, alle technische en technologische ontwikkelingen ten spijt. Dat geldt voor de muziek maar ook voor de literatuur en de beeldende kunst. Van een goed boek kun je vandaag evenveel of misschien nog wel meer genieten dan in de tijd dat het voor het eerst verscheen. Denk aan W.F. Hermans of John Fante, om maar even twee schrijvers te noemen die me op dit moment toevallig interesseren. Een goede rockband blijft zonder steun van computers en andere apparatuur tijdloze muziek maken. Alleen al in Nederland zijn honderden bandjes bezig net als altijd met een gitaar, een bas en een drumstel en een paar versterkers en boxen (de klassieke opstelling) muziek te maken. Een goede kunstenaar (ik denk nu aan Jan Worst uit Groningen, die ik onlangs interviewde) blijft schilderen op doek en met olieverf zoals hij dat ook deed, toen hij voor het eerst naar de kunstacademie ging. Goede kunst is tijdloos. Vraag me nu niet wat goede kunst is.
Als ik dit schrijf lopen er gelijktijdig twee exposities in Nederland, die veel van elkaar weghebben. Beide betreffen overzichtstentoonstellingen van het werk van grote kunstenaars uit de tweede helft van de vorige eeuw (dat David Bowie nog leeft en nog steeds produceert laten we even voor wat het is; het hoogtepunt van zijn carrière ligt duidelijk in de zeventiger Jaren van de twintigste eeuw), beide zijn eerder te zien geweest in andere (wereld)steden en beide geven inzicht in leven en werk van wat ik zou willen noemen bourgeoiskunstenaars. En dat laatste is niet denigrerend bedoeld, ook niet ironisch maar juist waarderend.
![]() Hoe zou het toch komen dat ik altijd zin heb om een stukje te schrijven, een juichend stukje, na het zien en horen van een muzikale act en eigenlijk nooit na het lezen van geweldige roman? Misschien is het een soort luiheid. Om iets zinnigs over een roman te zeggen moet je namelijk wel even goed nadenken. Want waarom heeft die roman je zo gegrepen dat je er iets over wilt schrijven? Was het het verhaal, het taalgebruik, de sfeer die uit het boek sprak, de opbouw en structuur van het boek, of is het vooral de schrijver die je aanspreekt? Kortom, als je over een boek begint moet je met goede argumenten komen en een ‘intellectueel’ stuk fabriceren. Maar muziek is eenvoudiger. Je hebt de artiest en de muziek die hij/zij maakt en daar ga je voor plat of niet. Om er een stukje over te schrijven hoef je niet de diepte in. Gewoon even een stukje uit de typemachine raffelen is voldoende. Onlangs zat ik wat te googlen op John Mayall en zag ik, tot mijn verbazing en genoegen, dat hij op niet al te lange termijn in Leeuwarden op zou treden. Ik heb onmiddellijk een paar kaartjes geboekt.
Gert Vlok Nel in Vera, Groningen,
In hetzelfde cleane lettertype, een letter zonder franje, staat op de achterwand van het podium in Vera zijn naam geprojecteerd, in het blauwe licht in een waas van rook staat: GERT VLOK NEL boven een eenzame microfoonstandaard. Links op het podium staat alleen nog een grote bas die bespeeld zal worden door Johan Smit, de enige begeleider van Gert Vlok Nel vanavond. De grote zaal in Vera (die gelukkig niet zó groot is) is nog vrijwel leeg terwijl het concert nog moet beginnen. Er zitten wat mensen aan de bar achterin de zaal en er staan nog wat mensen langs de wanden. Sommigen hebben een barkruk meegesleept en hebben zich al vast op een strategische positie geposteerd. Nogal wat ouwe koppen, bepaald niet het jonge hippe publiek dat je normaal gesproken in Vera ziet en dat op jonge bands als Death Alley (drie delen Motörhead, twee delen Zeke en een vleugje Black Sabbath) afkomt. Je denkt, Spill the wine zullen ze wel niet spelen maar verdomd ze doen het toch. Dat sprankelende nummer dat vol zit met triktrakgeluidjes, rammeltjes en gedragen wordt door een ijle dwarsfluit. Eric Burdon & the Animals spelen op de Zwarte Cross. Ik ben geroerd.
Mijn held Tadema luistert in Een heel nieuw leven naar Spill the wine. ‘Spill the wine, dig that girl.’ Ik heb de tekst van het nummer als motto toegevoegd aan het boek. Toen een interviewer me naar de reden daarvan had ik eigenlijk geen antwoord en mompelde wat over de speelsheid van de song die het speelse karakter van mijn roman benadrukte. Maar nu weet ik het, er zit niets diepzinnigs achter. Het is gewoon een prachtig nummer tekenend voor de tijd, eind jaren zestig begin zeventig, waarin het geschreven werd. Een tijd van rebellie, spel en de dingen anders doen dan voorheen. Het doet er niet toe waar het nummer over gaat. Eric Burdon zingt het met een kwinkslag zoals hij vrijwel alles wat ze spelen met een vleugje ironie brengt alsof hij wil zeggen, kijk mij hier nou nog eens staan op mijn leeftijd. Eric Burdon heeft een nieuw album uit en is op zijn tweeënzeventigste op toernee. De rebel uit de jaren zestig (Burdon was nooit mainstream) raakte zoals veel artiesten uit die begintijd van de rockmuziek decennialang min of meer in de vergetelheid. Wie Stoner van John Williams gelezen heeft weet dat het in een mensenleven nooit bergopwaarts maar altijd bergafwaarts gaat. Je begint welgemoed aan je aardse bestaan, stijgt misschien wel naar een bepaalde top en denkt dat je het helemaal gemaakt hebt, je kunt niet meer kapot, maar dan komen de eerste kinken in de kabel. Langzaam gaat het bergafwaarts, grote verwachtingen worden niet waargemaakt, het leven blijkt toch moeilijker dan je ooit had kunnen bedenken. Maar soms krijg je tegen het eind weer een opleving zoals Eric Burdon. Hij is kort en gedrongen en heeft een aardig buikje en wit haar en een witte snor. Hij doet me naarmate het concert vordert vooral aan mijn grootvader denken die er op zijn tweeënzeventigste ook zo uitzag met zijn witte snor hoewel je je hem met geen mogelijkheid als rockzanger zou kunnen voorstellen. Maar wel met datzelfde temperament. Hij (mijn grootvader) toerde niet voor niets op een grote zwarte motorfiets rond. Artistiek gezien is Eric Burdon helemaal terug. Met een fantastisch mooi nieuw album met erudiete en persoonlijke songs waarin hij zich zorgen maakt over de toestand van de wereld zoals in Water en Invitation to the White House. Een eerbetoon ook aan Bo Diddley en zijn Afrikaanse roots met de nummers Bo Diddley Special en Before you accuse me. Burdon heeft iets met Afrika en zwarte muziek. Ik heb nog steeds pontificaal het dubbelalbum The Black-Man’s Burdon in de kast staan en draai hem ook nog geregeld. Evenals de elpee Eric Burdon declares ‘War’ met daarop dat vrolijke, grappige Spill the wine. Eric Burdon is nog springlevend. Zijn muziek staat als een huis, zijn band speelt met veel enthousiasme de sterren van de hemel. Zeker op de Zwarte Cross op 27 juli 2013. Elke schrijver is ook een lezer, tenminste dat lijkt me wel (ik kan me in ieder geval geen schrijven zonder lezen voorstellen). Zo las ik bijvoorbeeld toevallig in de NRC (14 juni ’13) het stuk van Ernest van der Kwast over zijn passie voor James Salter, een writer’s writer (nou ja, toevallig, ik heb een abonnement op die krant maar niet lang meer als ze zo doorgaan met het voortrekken van de ene schrijver (of uitgever) boven de andere).
Ik lees veel en koop veel. Vooral tweedehands, boeken van schrijvers waar ik via via toevallig op kom. Via films bijvoorbeeld, zo ben ik na het zien van de fascinerende en bloedige Coen Brothers film No country for old men in het oeuvre van Cormac McCarthy gedoken. Via McCarthy kwam ik op Faulkner, ook zo’n schrijver uit het Zuiden van de Verenigde Staten. Op de een of andere manier voel ik me de laatste tijd aangetrokken door dit ‘Zuiden’, Southern rock, country, Lucinda Williams, Steve Earle; ook de schrijver Sam Shepard is een inspiratiebron – en niet alleen vanwege de films waar hij in speelt. Jaren geleden heb ik Pylon van Faulkner (twee keer) gelezen. Mijn interesse voor dat boek werd gewekt via de vliegerij en het feit dat Faulkner zo’n icoon is in de Amerikaanse letterkunde dat je zijn naam wel moet kennen ook al heb je nog nooit iets van hem gelezen, wel geprobeerd bijvoorbeeld maar niet doorheen gekomen. Moeilijk hoor, die Faulkner. Neem nou Sanctuary, waar gaat dat over? Maar zoals Faulkner zelf zegt: als je me niet in een keer begrijpt lees me dan twee keer, of drie keer zelfs. Ik heb Absalom Absalom van Faulkner net uit (na The border trilogy van Cormac McCarthy). Ik vind het een fantastisch boek, in het Engels gelezen en mijn God, wat een zinnen, niet om door te komen zo lang en ingewikkeld. Ik moet het dan ook toegeven, ik vind mezelf nogal goed in Engels maar Faulkner heb ik niet 100% begrepen in het Engels, dus de vertaling aangeschaft. Op Marktplaats voor twee euro (ja, we zijn zuinig), blijkt het de oude vertaling van John Vandenbergh te zijn, er is een nieuwe frisse vertaling van Bartho Kriek, dus die moet ik nu ook nog hebben maar die is niet voor twee euro te vinden, maar goed, om met Marten Toonder te spreken wiens autobiografische kwartet ik ook net aan het lezen ben, voor een heer speelt geld geen rol. Maar nu komt het, mijn grote favoriet Vladimir Nabokov hield niet van Faulkner. Een citaat uit een brief die Nabokov in 1948 aan Edmund Wilson stuurde nadat die hem Light in August had toegestuurd: ‘Faulkner’s beloved romanticism and quite impossible biblical rumblings and “starkness” (which is not starkness at all but skeletonized triteness), and all the rest of the bombast seem to me so offensive that I can only explain his popularity in France by the fact that all her own popular writers (Malraux included) of recent years have also had their fling at l’homme marchait, la nuit etait sombre. The book you sent me is one of the tritest and most tedious examples of a trite and tedious genre.’ Nabokov had trouwens ook weinig op met Thomas Mann (en nog een hele reeks andere gecanoniseerde schrijvers). Ik weet zeker dat hele volksstammen fans van een bepaalde schrijver zich laten leiden door de literaire smaak van die schrijver. Ik heb dus ook jaren gedacht dat ik Faulkner die toch al moeilijk te lezen was net zo goed links kon laten liggen, want dat werk van hem was immers ook niks als je Nabokov moest geloven en waarom zou je de schrijver van dat prachtige Lolita niet moeten geloven. In de loop der jaren heb ik mijn mening wel wat bijgesteld en ben ik tot de conclusie gekomen dat ook lang niet alle werk van Nabokov leesbaar is. Ada is nog minder door te komen (althans in het Engels) dan Absalom Absalom om van Pale Fire maar helemaal niet te spreken, wat een pretentieus proza, nietwaar. Bovendien is er nu een boek verschenen over Nabokov (hoe durf je het aan na de uitgebreide zeer volledige biografie van Brian Boyd?) The secret history of Vladimir Nabokov door Andrea Pitzer dat veel minder een hagiografie schijnt te zijn dan de boeken die voorheen over hem werden geschreven. Zij schijnt duidelijk te maken dat Nabokovs mening over andere schrijvers vaak meer met zijn persoonlijke voorkeuren en sympathie en antipathie te maken had dan dat deze gebaseerd was op een grondige literaire analyse (of liever gezegd gewoon goed lezen) van het werk van de betreffende schrijver. Maar geldt niet voor elke schrijver (en lezer) dat zijn of haar voorkeur voor een bepaalde schrijver of literair genre puur gevoelsmatig tot stand komt? Ik moet dat boek van Pitzer over Nabokov beslist lezen en zal hem zo meteen bestellen, en dat terwijl ik ik eigenlijk net beslist had de eerste maanden geen boeken meer bij te kopen omdat er nog zo’n enorme stapel ligt, die ik nog moet lezen, boeken die ik in de loop der tijd gekocht heb omdat ik al lezende van het een op het ander kwam. O ja, en Nabokov wil ik ook weer gaan lezen, in ieder geval Speak Memory, als inspiratiebron voor de roman die ik na de roman waar ik nu mee bezig ben wil gaan schrijven. De roman die ik nu aan het schrijven ben is geïnspireerd op het werk van Michelangelo Antonioni, op een van zijn zogenaamde narrative nuclei uit Quel bowling sul Tevere, zoals de Italiaanse filmmaker zich voor Blow Up liet inspireren door een verhaal van Julio Cortázar. Meer zeg ik er (nog) niet over. Niemand wil doodgaan zonder een spoor te hebben achtergelaten (er zijn ongetwijfeld uitzonderingen). Het idee dat literatuur je onsterfelijk kan maken zet heel veel mensen ertoe aan te gaan schrijven, of anderszins zich aan de kunst te wijden. Maar ik wil me in dit stuk beperken tot de literatuur. Het streven naar onsterfelijkheid dus, waaruit ongetwijfeld die innerlijke drang tot schrijven ontstaat, waar je al dan niet mee behept bent. En mensen uit alle lagen van de bevolking hebben er last van; van neurotische meisjes tot bekende artiesten. Daarmee is meteen zo’n beetje het hele, brede veld van literatuur-scheppers aangegeven. Duizenden mensen schijnen te schrijven. Van al die duizenden slaagt een klein deel erin zijn boek ook daadwerkelijk uitgegeven te krijgen.
Goed, je boek is uit en is in principe te koop in de winkel. Wat niet betekent dat hij daar ook daadwerkelijk ligt, want voordat de boekhandel overgaat tot inkoop moet er heel wat gebeuren. Het promotiecircus moet een aanvang nemen. Je moet bekendheid zien te genereren. Daarbij helpt de uitgever natuurlijk, maar hoe kleiner de uitgever hoe moeilijker publiciteit tot stand komt. En dan begint de frustratie, want zonder publiciteit geen bekendheid en zonder bekendheid geen verkoop. Je bestookt de media (tv, dagbladen, online-media) met persinformatie. Je stuurt een exemplaar op naar de bekende recensenten, want die moet je hebben. Het is niet alleen zo dat de recensenten je kunnen maken of breken (was het maar zo), nee, in de meeste gevallen zwijgen ze je helemaal dood, waardoor je dus nog geen stap verder bent gekomen. Het punt is dat recensenten van boeken en dat geldt ook voor kunstcritici en andere journalisten, die beroepshalve zaken promoten (auto’s, juwelen, mode etc), eigenlijk alleen maar aandacht besteden aan de bekende ‘artikelen’ van naam, de zaken die toch al bekendheid genieten (tenzij er flink voor betaald wordt; in geval van de literatuur: tenzij de uitgever adverteert; let maar op, dit geldt ook voor krant als de Volkskrant en NRC). Toegegeven, de recensent kan vaak ook niet anders, want zijn ruimte in de bladen is beperkt en als de nieuwe Van Dis of Japin uit is, wil het publiek natuurlijk weten wat de recensent ervan vindt. Toch staat de publiciteit die de bekende schrijvers weten te genereren niet in verhouding met hun belangrijkheid. Zo zie je hen, zo gauw hun boek uit is, vaak een week lang elke avond op tv (ik laat de bladen even buiten beschouwing, waar ze natuurlijk ook uitgebreid in staan), eerst komen ze in Pauw en Witteman, vervolgens zitten ze bij Opium, dan gaan ze naar Kunststof, dan zitten ze ook nog in de Wereld Draait Door, en zet je de radio aan dan komen ze ook op die zenders nog eens hetzelfde verhaaltje vertellen. Want ook dat valt op, het verhaal is steeds hetzelfde (hoe was het in Parijs, hoe voelde het om een boek over je vader te schrijven, die Gereformeerde jeugd van je, heb je die nu helemaal van je afgeschreven?). In de boekenbijlage van de NRC van 2 december 2011 had Arjen Fortuin blijkbaar het gevoel dat hij maar eens iets moest doen met al die boeken van beginnende schrijvers en andere tweederangs rotzooi (term is van mij, maar zo denkt de recensent natuurlijk gewoon over het merendeel van de boeken die hij ongevraagd toegestuurd krijgt). En dus wijdde hij een hele pagina aan de debuten van wat hij noemde de Onbekende Bekende Nederlander. Daaronder vallen al dan niet beginnende cabaretiers, tv-presentatoren, filmsterren, sporthelden etc. Opvallend was dat hij daar ook Kasper van Kooten bij noemde, die (uitzondering) toch al mooi in een fiks aantal tv-programma’s (waaronder P & W) was geweest. Arme Van Kooten, wordt dus nog steeds niet echt serieus genomen als literator. Ook Arthur Docters van Leeuwen (ooit hoofd Geheime Dienst van NL) had een boek (met sprookjes) geschreven, las ik.* Kijk, zelfs zo’n man heeft dus de innerlijke drang om via de kunst onsterfelijk te worden. Niks mis mee. In het artikel van Fortuin bleef maar weinig heel van het werk van de Onbekende Bekende Nederlanders, waarmee de recensent maar weer eens bewees dat het toch echt niet zo gek is, dat hij zich tot de top beperkt. Misschien heeft hij wel gelijk. Er is echter een probleem, de recensent is zelf degene die bepaalt wat wel en wat niet tot de absolute top doordringt. Waarschijnlijk wordt hij daarbij stevig beïnvloed door de publiciteitsmachine van de grote uitgevers. Denk aan Bonita Avenida dat zowel tot hoogstaande literatuur als bestseller is gebombardeerd, denk aan Zomerhuis met zwembad, dat weliswaar algemeen als laagstaande literatuur beschouwd wordt (door de literatuurkenners), maar onder de voortdurende vloed van publiciteit wel enorme verkoopcijfers haalt. Het beeld zal duidelijk zijn. Er is sprake van een pyramide in de mist, waarvan alleen het topje zichtbaar is. Hoe kom je in het zonlicht? Alleen door enorm aan je publiciteit te werken (vooropgesteld dat je een goed boek hebt geschreven). Is dit nu allemaal zo erg, dat de wereld zo in elkaar zit? Ach, voor de meeste mensen natuurlijk niet, iedereen past zich aan zijn eigen beperkingen aan. Als je niet beroemd bent, weet je niet wat het betekent en mis je het ook niet. Ben je eenmaal beroemd (als schrijver) dan kun je nooit meer kapot. Je verkoopcijfers kunnen dalen maar je bekendheid blijft wel. De meeste mensen (zelfs Docters van Leeuwen of Beau van Erven Dorens) zullen wel tevreden zijn met het feit dat ze een literair boek geschreven hebben en daarmee helaas de top niet hebben gehaald, toch voel ik mee met al die mensen die hun hele leven lang schrijven, zich serieus aan de literatuur wijden, zelfs publiceren en toch nooit de smakelijke vruchten van al hun noeste arbeid en vlijt zullen mogen plukken. De Onbekende Onsterfelijken. Maar zo zit het leven nu eenmaal in elkaar. Over duizend jaar wordt er sowieso niemand van de huidige literatoren meer gelezen. Zelfs Lolita zal de danmalige lezer even onwezenlijk voorkomen als Mariken van Nieumeghen de huidige. Noten: *Het boek van Arthur Docters van Leeuwen werd een dag later (3/12/11) nog wel even aangehaald door Elsbeth Etty die op zaterdag een greep doet uit de stapel boeken die de achterliggende week zijn binnengekomen. Zou ze Docters van Leeuwen er niet ook uitgevist hebben omdat hij bekendheid geniet? |
AuthorGerrit Brand, neerlandicus, woonachtig in Groningen, schrijver, piloot, ondernemer, vijf romans gepubliceerd, Tolvlucht, Omnia Uitgevers, 2007. Bij uitgeverij Nobelman: Een heel nieuw leven, 2011; De wegen van Valentina, 2014; De Amerikaan, 2019; Le Mans, 2021. Archives
May 2023
Het lage podium staat vol met apparatuur. 't Is 2010 maar het ziet eruit als 1968. Microfoonstandaards, snoeren, een Rolandorgel, een uitgebreid drumstel samengesteld uit transparante trommels, van de achteren af doorlicht. Blauwe en gele spots. Een blonde Fries staat bij het podium. 'Ken je de band nog van vroeger?' vraag ik. 'Ik heb de elpee,' luidt het antwoord, ' 't is een cultband, hè? Dat ze nog bestaan!' 'Volgens mij zijn ze jarenlang uit de running geweest (Ik heb me gedocumenteerd op internet alvorens naar Drachten (of all places) af te reizen), alleen de bassist is nog over van de originele bezetting.' De zaal is slechts gevuld met een handjevol mensen. Ik ben niet de jongste, maar ook zeker niet de oudste. Veel grijs, spijkerbroeken, slierterig lang haar. Een mooie zaal, ideaal voor rockconcerten, met een prachtige bar. Authentieke barkeepers, gouden oorringen en tatoeages, petjes, Harley Davidson op de borst. Plastic bekertjes (vroeger had je nog echte glazen, stond je tijdens een rockconcert vaak in de glasscherven, moest je schoenen aantrekken met stevige zolen), mijn god, je moet betalen met muntjes. Stop een tientje in een automaat en er rollen zes plastic muntjes uit. Een bier is één muntje, hoeveel kost dan één biertje? Ik bied de Fries ook maar een pilsje aan en vraag hem hoe oud hij is. Achtenvijftig, ik had hem jonger geschat. Hij heeft iets jongensachtigs, is dat rock 'n roll? Hij vertelt dat hij vaak, overal en nergens, in de provincie naar rockconcerten gaat. De oude namen, Ten Years After, Focus en nu Iron Butterfly, als feniksen uit de as herrezen zijn ze er om de zoveel jaar weer, back on stage, als jonge goden. Eindelijk komt de band op. Links het orgel, Boris Karloff (met lang haar) bespeelt hem, de drummer heeft bij Wishbone Ash gespeeld, rechtst de gitarist, afkomstig uit Seattle, en in het midden, vóór op het podium op een barkruk geleund, stram in de dunne benen, moeizaam bewegend, de benige vingers omwikkeld met leukoplast, bassist Lee Dorman. Petje, bril. Er wordt meteen ingezet en het geluid is overweldigend. In de sixties heette het psychedelische rock, ik zou het hardrock willen noemen. Enkele nummers, lang uitgesponnen, gierende gitaar, meeslepend orgel, hakkende drummer, drijvende bas. Mummelende Dorman, onverstaanbaar. Wat zegt-ie, wat zegt-ie? Schouderophalen, gelach. Vingers omhoog, geweldig. De jaren vallen van de schouders. Wat heb ik de afgelopen veertig jaar gedaan, meegemaakt? Vergeet het, we zijn weer terug bij het begin. Een mens verandert niet, je karakter ligt vast. Dorman mompelt iets van Harley Davidson en begint te zingen, Easy Rider. Pegs of people line the street / A ball and chain around their feet / Waitin' for a weekend treat / But Easy Rider's got 'em all beat 'cause / Easy rider, he's a glider / (Easy) Freedom, every day... Hier komen we voor. Nog een paar nummers, hetzelfde recept, jankende gitaar, dreunende orgeltonen, primair drumwerk, een heftig plukkende bassist die het ritme voortdurend opjaagt. Dan is het zover en wordt In-a-gadda-da-vida ingezet. Eerst het orgel, dan de gitaar die de lucht lijkt te willen verscheuren. Twee blonde meiden dringen zich naar voren. Toch nog twee groupies voor opa, maar hij ziet ze niet, hoeft ze ook niet, zou niet meer weten wat-ie met ze aanmoest. Als de drummer zijn minutenlang durende solo inzet, haalt Dorman moeizaam (geholpen door een roadie) zijn instrument van zijn schouder om zich stijf naar de zijkant van het podium te bewegen. Daar drinkt hij een pilsje, net als wij uit een plastic glaasje. De tijd van drugs is voorbij, het is nu zaak om overeind te blijven, nog zo lang mogelijk te blijven ademen. Prachtig die drumsolo, hij duurt en hij duurt maar. Steeds weer nieuwe variaties, holle klanken, felle klanken, blikkerige, dreunende. Je vraagt je af waarom ze daar in de jaren zeventig nu ineens zo'n hekel aan kregen. Als we terugrijden zijn we het erover eens, dit was een bevredigend concert, ruw, ongepolijst, met de dood op de hielen gespeeld, maar zonder concessies. Rock 'n roll gaat een leven lang mee. Archives
May 2023
Categories |
official website [Copyright © Gerrit Brand 2010-2023]
All rights reserved GerritBrand.nl Website is NOT responsible for any external link on the website Powered by: Uitgeverij Nobelman |
Contact
Uitgeverij Nobelman Emdenweg 3 9723 TA Groningen The Netherlands Tel: + 31 (0) 6 50831893 e-mail : gerritbrand@hotmail.com |